woensdag 28 mei 2008

Broeder abt hangt de was op

De Cisterciënser Abdij van Senanque (12e eeuw) in de Vaucluse, ligt in een kuil van een plateau, midden in een natuurgebied, vlakbij het zeer toeristische Gordes. Het kloostercomplex is in meer dan een opzicht aangepast aan deze tijd, met enorme parkeerplaats aan het eind van de smalle kronkelige toegangsweg door de bergen. Visites guidées, waar wij zelden gebruik van maken. Eerlijk gezegd prefereren wij wat bescheidener relicten van de Middeleeuwse religie, liefst in overzichtelijke ruïnevorm. Toch blij, er even geweest te zijn, want alleen al de soberheid van het Romaanse kerkinterieur blijft toch een indrukwekkende belevenis. Van bovenaf krijg je ook een aardige indruk van de structuur van de abdij, die nog voortdurend voorwerp is van restauratie, verbetering, afrastering enz., inclusief leken die met motorzeisen in de weer zijn. Enigszins profaniserend is de gedachte dat de cellen van de monniken inmiddels wel van dubbele beglazing zullen zijn voorzien en ronduit blasfemisch klinkt de opmerking van levensmaatje dat 'broeder abbt, bezig is de was op te hangen'.
Het ergert ons dat de camping in Carpentras het verdomt, het sanitairgebouw van de gevolgen van de mistral (ontelbare platanenbladeren en zand) te ontdoen, zodat we op onderzoek gingen in het 17 km zuidelijker gelegen Isle sur Sorgues. Maar de kwaliteit van de campings houdt ook daar niet over. De weersvooruitzichten tot en met zondag zijn niet van dien aard, dat je naar de vertrouwde plekken in de hoge Provence (bv Saint André Les Alpes) zou moeten gaan. Isle is nog wel een herbezoek waard, trouwens: kerk met barok interieur zoals er weinig in Frankrijk zijn en enkele antieke winkelpuien die gefotografeerd moeten worden.
Op naar La Reception voor de (trage) internetverbinding.

dinsdag 27 mei 2008

Inlog: Comtadou


'Bien sur', had de campingbaas geantwoord op de vraag om internet. De middag van aankomst nog, had ik een eerste poging gewaagd. De receptie was even onbemand. Ik ging op een bank zitten en klapte de Asus eee (kortweg eee dus) uit op een tafeltje met toeristische folders. Contact, maar niet helemaal. De campingbaas kwam binnen en zei dat-ie de tent even moest sluiten. Of ik buiten wilde gaan zitten, aan een schattig ijzeren tafeltje met dito stoeltje. Ik koos voor de onbeveiligde verbinding en er werd mij met enige hardnekkigheid een website voorgeschoteld met inlogvensters. 'Dat klopt niet,' zei de campingbaas later desgevraagd. Als het goed is, hoef je slechts 'comtadou' in te tikken. De naam van de camping is kennelijk die van de eigenaar: Lou Comtadou. De ironie is dat Google dit 'voor eeuwig' opslaat, zodat Lou, als-ie later z'n naam intikt, hier terecht komt, zonder er iets aan te hebben. Een warme, krachtige föhn uit het zuid-oosten (of heet dat ook een mistral?) is een onweer met woestijnzand, dat zowat de hele nacht duurde, opgevolgd. Niet onaangenaam moet ik zeggen.
We hebben gelunched op het overdekte terras van brasserie Le Malaga aan de Place de la Marie. Zou nog eens moeten vragen, wat die rode lantaarn daar aan die drukbezochte tent doet. Moeder, in zwarte broek en wit tuniek bediende, zoonlief rekende af.
Carpentras is een typisch Zuidfranse, historische stad, waar de (tegen)pausen van Avignon hun sporen hebben nagelaten. Nogal wat gevels ontberen dringend een opknapbeurt (foto - ik mis nog een bewerkingsprogramma op de eee), maar ja, Sarkozy heeft als het goed is, wel wat anders aan z'n hoofd dan dit of de dure horloges en de dure vrouwen waar hij zo gek op is. Er wonen hier heel wat zogeheten piednoirs uit het gigantische voormalige koloniale rijk van de Republique. En allesbehalve riant; de woonkazernes hebben niet eens balkons om de was op te hangen. En de villa met groot zwembad is voor hen niet weggelegd, ook al kost die 'maar' drie ton.
Zo, en nu eens kijken of de wind dit laptopje niet dichtklapt.

Water en benzine


Ergens in het departement Drôme (v0or de meer in autoroutes gespecialiseerden, dat ligt tegen de Ardeche aan) zag ik een Watermuseum. Zeer toepasselijk, gezien de hoeveelheid water, waarop de klimaatverandering ons in geheel Frankrijk tracteert. 'Héél misschien,' zei Erwin Kroll vandaag, 26 mei, - 'maar ik weet het niet zeker´ (dat dachten we al) ´schijnt in de Elzas de zon.´
Toch kozen we maar voor de zuidelijke richting, de Provence, want hoe dichter bij de zee, hoe meer kans op blauw. En dat kwam redelijk uit. In Carpentras, niet ver van de Mont Ventoux, broeit het flink (27 graden) maar schijnt tenminste regelmatig de zon. En op de geprivatiseerde en gemoderniseerde camping municipale, 1 km van het stadje, hebben ze gratis draadloos internet. 'Kom maar binnen met je laptop.' Da´s nog eens wat anders dan de campagne van Chateauneuf de Galaure, waar ze nog nooit van openbaar internet hebben gehoord. Na enig geharrewar met een inlogcode, hopen we ons morgen echt op het web te melden, op de twaalfde dag van ons halfjaarlijks verblijf in Frankrijk. Al hebbn we nog weinig meer te melden dan dat de Fransen buitenuit, ondanks de ook hier torenhoge brandstofprijzen. als gekken blijven rijden. Hoewel er in de Dauphiné, zo lazen we in de gelijknamige regionale krant, een meneer schijnt te wonen, die dagelijks voor 3 of 4 euro komt tanken.

woensdag 14 mei 2008

Naar Frankrijk


Vertrek morgenvroeg voor 3 à 4 weken naar Frankrijk. Het hangt van de online-mogelijkheden af, of ik nog iets op dit blog zal zetten, Aan mij zal het niet liggen.

maandag 12 mei 2008

Boerengolf


Boerengolf is een beperkte aanduiding voor een weids begrip: Men zegt ook wel Boeren Olympics. Het is ontstaan uit de vervreemding van de gemiddelde burger van het platteland en het boerenleven, respectievelijk de hang naar het verleden en behoefte aan 'terug naar de natuur'. Nog praktiserende boeren combineren hun bedrijf met het aanbieden van sportief openluchtamusement en spelletjes, plus een hapje en een drankje. Apotheose: het melken van de kunstkoe. Echte koeien mogen overigens ook geaaid worden (als je dat durft). En kinderen kunnen lekker in het hooi ravotten. De foto's zijn gemaakt op Boerderij ´t Dommeltje, gelegen vlakbij de A2 in Boxtel
Een roodbonte werd wat al te nieuwsgierig op het parkeerterrein en werd door een professionele boerengolfer even op haar plaats gezet.<

zondag 11 mei 2008

Band


'Met Conny Froboess heb ik een onherstelbare band,' schrijft Wim Noordhoek in een overigens fraaie column over de Duitse geest in heden en verleden, in de VPRO GIDS.
Heeft-ie nou 'n band met haar of niet? Voor de jonger dan vijftigjarigen: Cornelia Froboess was een tienersterretje dat ook in ons land populair was om haar sentimentele Heimatlieder.

vrijdag 9 mei 2008

Oosterhout 4


Aan Martens, waar ik dus slechts een jaar heb gewerkt - maar als je jong bent is een jaar behoorlijk lang - bewaar ik de nodige nostalgische herinneringen. Het was allemaal nog zo kleinschalig. De oprichter, Henricus Hubertus Martens, was in 1881 met vijf mud ongebluste kalk en een vat cement als aannemer begonnen. Met noeste vlijt had hij zich opgewerkt tot een gerenommeerd ondernemer, die bij voorbeeld rond 1910 het Instituut voor Doven in Sint-Michielsgestel mocht bouwen. Toen al gebruikte Martens in Oosterhout voorgefabriceerde elementen.
Toen ik er in 1954 kwam, hing er nog steeds de sfeer van de allang verschei-
den H.H., wiens portret boven het bureau met rolluik van J.A. hing. Boven de inrijpoort zit trouwens nog steeds de in hardsteen gehouwen firmanaam (Steenhouwerij.)
Een neef, Alphons, immer in stofjas, zat in het achterste deel van het kantoor achter een balie en schreef in fraaie krulletters de bonnen uit, die de chauffeurs meekregen. Af en toe stak Fons de binnenplaats over met een bundeltje bonnen, die ik dan in rekeningen moest verwerken. Fons heeft dat trouwens ook al meer dan 50 jaar volgehouden, waarvoor hij nog is geridderd. Van dat gebeuren maakte ik een 'persbericht' met foto!
Tussen de middag kwam Betje, de 'trouwe dienstmeid' van de oude mevrouw Martens mij een kop tamelijk slappe koffie brengen, voor bij mijn natuurlijk meegebrachte boterham. Gelukkig mocht ik af en toe ook wel eens wat anders doen, zoals het ontwerpen van een vloeiblad, dat de cliëntèle met Kerstmis werd toegestuurd. Soberheid troef.
Ik had een goede verstandhouding met de boekhouder, Max Verschuren, die een bekwaam arrangeur van klassieke muziek was en met wie ik al neuriënd het repertoire doornam, met zóveel verve dat een andere kantoorkracht - die wel heel erg opvallend achter de dochter van de baas aan zat - riep: 'Ik word er gek van.' Nou, de muren kwamen wel eens op me af en dan verliet ik zo halverwege de middag even het pand om bij de dichtstbijzijnde bakker een kano te halen. Max kreeg wel eens betonwerkers aan zijn bureau, om zogezegd 'een kind aan te geven'. Als de trouw- en de geboortedatum dan wat dicht bij elkaar lagen, zei Max: 'Da kunde gij gauw, Jan!'
Als ik dan na gedane arbeid naar huis fietste, stond er aan de Bredase weg altijd een roodharige meid achter een tuinhekje. Die zwaaide dan naar mij en ik zwaaide terug. Pas later heb ik me gerealiseerd, dat die meid misschien meer in mij geïnteresseerd was dan ik had begrepen.
Dat was dus, wat mij betreft Oosterhout.
De achterkant van het pand Rulstraat 7 grenst nu aan een van de fraaiste overdekte winkelcentra van Brabant, de Arendshof.

Fotoalbum Oosterhout

Diashow. Staat op PhotoExpress van Adobe. Trek je niks aan van eventuele rare en overdreven veiligheidswaarschuwingen van Windows of Microsoft. Het is vertrouwd.

Oosterhout 3


In het najaar van 1954 trad ik als correspondent in dienst van H.H. Martens en Zoon N.V, een betonfabriek annex bouwmaterialenhandel, tegenwoordig bekend als Martens Beton. Het kantoor was gevestigd op Rulstraat 7, een monument-aal woonhuis, tegenover het in 1810 in classi-
sistische stijl gebouwde hervormde kerkje. De directeur, J.A. Martens, woonde daar ook; hij was al bijna 50 jaar de baas, dat wil zeggen vanaf zijn zeventiende jaar; met zijn zonen Harry en Jan als adjuncts. Een echt familiebedrijf en dat was het 12 jaar later nog steeds, toen de jubilerende Martens (60 jaar directeur!) tegen mij zei: 'Anders had ik al in jouw tijd hebben moeten opstappen'.
Gedurende een jaar (ik zou uiteindelijk toch weer kiezen voor de journalistiek, ondanks de suggestie van Martens dat hij mij procuratiehouder had willen maken) ben ik elke dag vanuit Ginneken de ca. 10 kilometer naar Oosterhout gefietst, de poort aan de linkerkant van het huis door, naar de binnenplaats waar de boekhouding in een laagbouwvleugel was gevestigd. En daar zat ik dus voornamelijk prijsopgaven en rekeningen te typen, gericht aan - meestal - De Heer Directeur van Gemeentewerken te (voornamelijk Brabant): 200 m' trottoirbanden, hol en dol; of rioolbuizen, of tegels. Later hebben Martens en de eveneens Oosterhoutse concurrent Struyk producten geruild om elkaar niet teveel in het vaarwater te zitten. In 1960 ontwikkelde Martens een destijds revolutionaire rioolbuis, de Maru, met rubber sluitingen die moesten voorkomen dat de boel bij verzakking zou gaan lekken. Het zou de moeite waard zijn, eens na te gaan wat het uiteindelijk resultaat van die vinding is geworden - immers er is sprake van, dat heel wat gemeenten na pakweg een halve eeuw aan vervanging van hun rioolstelsels toe zijn. Rioleringen die met de producten van Martens zijn aangelegd.
Onderaan aflevering 4 staat een link naar een album op PhotoExpress van Adobe, waar je een diashow van foto's van voornamelijk oud-Oosterhout kunt bekijken.

Oosterhout 2


Zo rond 1920 had je in het centrum van Oosterhout een vriendenclub, die regelmatig aan de stamtafel van Hotel Koppel Paarden (nu een wok-restaurant aan de Markt, maar de naam leeft voort in een rustiek cafeetje) was te vinden. Het waren practical jokers van de bovenste plank. Het was dáárover dat mijn vader uren kon vertellen. Ik zal mij wat dat betreft beperken. Enkele illustere figuren: Jan de Jong, fotograaf aan de Markt, Steven Banken (beroep of kwaliteit mij niet bekend), de apotheker (naam mij niet bekend) alweer aan de Markt.
Het historische pand is tegenwoordig
'Brasserie d'Apotheek'. Om met de laatste te beginnen, die stond eens aan een fonteintje z'n handen te wassen, keek om en zag een boerin suikerkorreltjes snoepen, die op de toonbank waren achtergebleven. Er ontstond de volgende dialoog.
'Ge kunt toch tegenwoordig niet meer op het personeel vertrouwen. Laten ze daar toch het zwaarste vergif op de toonbank liggen.'
'W....watte?...Vvvergift?'
'Ge het er toch nie van gesnoept hé?'
'JJJaaa, m'neer den hapteker.'
Heeft-ie me daar dat mens een laxeermiddel gegeven, dat ze met d'r hand aan d'r gat de apotheek verliet.
Ach ja, de schilder Toon Laerbuch, 'n enigszins morsige figuur, die later eens bij mijn ouders in Brussel kwam logeren. Kwam-ie met mijn vader de salon binnen, waar mijn moeder met franstalige Brusselse dames in theekrans verzameld was.
Zegt Toon tegen mijn vader: 'Wanneer dondert die wijvenpatrouille hier eens op?'
En de dames (die alleen het woord patrouille verstonden): 'Q'est ce qu'il dit?'
Dezelfde Laerbuch zei tegen een fijn-protestants buurmeisje van ons: 'Ge zed 'nne mooie meid, kleed-oe eigen es uit.'
In twee slotstukjes zal ik iets schrijven over mijn persoonlijke relatie met Oosterhout.
Onderaan aflevering 4 staat een link naar een album op PhotoExpress van Adobe, waar je een diashow van foto's van voornamelijk oud-Oosterhout kunt bekijken

En dat is Oosterhout!


In de eerste helft van de vorige eeuw (ik betwijfel of het nog geldt) had Oosterhout een volkslied, waarvan ik alleen de eerste twee regels (via mijn vader) nog ken:
En dat is Oosterhout
't Is iets bijzonders!

Oosterhout (bijna 54.000 inwoners) is volgens Wikipedia een voorstad van Breda, maar ze ligt wel op 10 km afstand en daartussen bevindt zich een groene buffer. Stadsrechten heeft Oosterhout wel, sinds 1809, gekregen van koning Lodewijk Napoleon, de goeierd. Echter geen spoorstation en dat is te wijten aan de Bourgondische geest van zijn bestuurders aan het einde van de negentiende eeuw. Tegen de aanleg van de spoorlijn van Breda naar Tilburg, reisde het gemeentebestuur naar Den Haag om bij de Minister van Verkeer en Waterstaat te pleiten voor een aansluiting. Eenmaal in de residentie gearriveerd, zeiden ze tegen elkaar: 'Maar eerst 'n stukske eten hè?' Intussen zat het gemeentebestuur van Gilze Rijen al bij de minister en won het pleit. Het enige wat de verliezers er aan overhielden was het gezegde: 'Eerst eten, zeggen ze in Oosterhout.' Het doet overigens niets af aan een zekere voornaamheid die het stadje altijd heeft gehad, zeker vergeleken met Rijen. Je ziet het (gelukkig) nog steeds aan de vele deftige herenhuizen, met dat van wijlen de koekfabrikant/zanger Willem de Hoog aan de Markt als absoluut hoogtepunt.
Over Ooster-
hout heb ik als kind een lawine van anecdotes over me heen gekregen, bij herhaling (verveelde nooit) verteld door mijn vader. Die was in het begin van de vorige eeuw regisseur geweest van de Oosterhoutse zangvereniging Aurora, die zich te buiten ging aan de toen zeer populaire operettecultuur. Tot in mijn tijd is Oosterhout een stadje met veel vokaal talent gebleven. Het jongenskoor De Oosterhoutse Nachtegalen was van een beroemdheid, die nauwelijks onder deed voor die van de Wiener Sängerknaben. Ik wil de lengte van mijn stukjes op dit blog enigszins beperken, dus start ik een tweede aflevering.

Onderaan aflevering 4 staat een link naar een album op PhotoExpress van Adobe, waar je een diashow van foto's van voornamelijk oud-Oosterhout kunt bekijken.

Aaf op z'n Vloms


Sinds wanneer geven Hollandse columnisten zich over aan Vlaams taalgebruik? Aaf Brandt Corstius, die het overigens waard is als eerste van nrc.next te worden gelezen, heeft het vanmorgen over het kiezen van een nieuw telefoontje. (Ze heeft haar oude in de plee laten vallen en vindt dat dus zo erg niet.) In de winkel begint zij, op grond van reviews op het natuurlijk vooraf geraadpleegde internet, met het damesding Chocolate af te wijzen en dan schrijft ze: 'Als ik de Chocolate had afgewezen, werd er een gouden blokje in mijn hand gedrukt.' Ik zat echt even met mijn ogen te knipperen. Want Aaf bedoelt natuurlijk: Toen ik de Chocolate had afgewezen. In een kort daarop volgende zin herhaalt ze trouwens het Vlomse kunstje.

donderdag 8 mei 2008

Kader Abdolah


Kees van Meel van Stadradio Breda praat in aflevering 78 van Podcasterij BestWest met Hein van Kemenade, boekhandelaar en uitgever te Ginneken, over 'De Koran en De Boodschapper', een tweeluik van Kader Abdolah, uitgegeven bij De Geus. Inclusief Oracle van Bamboo Music, ca. 12 minuten.

Speel direct af

Warm Pinksteren of
Pinksteren warm?


Zet nrc.next boven haar weerbericht: Warm Pinksteren.
Kan dat? Nee, dat kan niet, want Pinksteren is in elk geval niet onzijdig. Als het dan warm is, dan is het warm met de Pinksteren, zoals het koud kan zijn met de Pasen.
Levensmaatje komt uit een slijterij. Daar kwam af en toe een ouwehoer binnen, die het liefst niet direct geholpen wilde worden (anderen liet voorgaan) om maar door te kunnen lullen. Over niks. Bij voorbeeld: "'t Is me wa mee de Poasse", of - erger - mee de Poassemis. Nóg erger: z'n kletskoek leeft nog steeds als stopzin in de familie.

HohoHoreca


Dat was de laatste jaren zo'n beetje 'n gevleugeld woord van mij vanwege de afgenomen prijs-kwaliteitsverhouding, om het maar es zachtjes te zeggen. Vandaar dat ik voor de hand liggend riep 'Vind je 't gek?' toen het bericht circuleerde dat de Nederlander tegenwoordig karig is met fooien in het uitgaansleven. Ik heb eens meegemaakt dat iemand 1 euro in rekening werd gebracht voor een kan leidingwater. 'Daar gaat je fooi,' werd er prompt geroepen. Kort daarna kon de restauranthouder omzien naar een nieuwe serveerster.


In Oosterhout zie je de Brabants-gotische Sint-Janstoren overal boven de huizen uitpiepen.(Klik op het fotootje voor het origineel.)

Daarom kon ik gisteren mijn geluk niet op. Vanwege het mooie weer, vanwege het des te aangenamer verblijf in Oosterhout-NB (waarover later meer in dit weblog, beloof ik) en... vanwege goed eten en drinken.('Eerst eten' is trouwens een Oosterhoutse uitdrukking) en nu eens geen narrige maar uiterst vriendelijke en correcte bediening. Ja, ik gaf een fooi, al was het geen kapitaal, kwam enigszins bij de prijs van die kan water. Maar het meisje vond het leuk genoeg, merkte ik.

woensdag 7 mei 2008

Stakingsnieuws


Stakingsnieuws uit het Eindhovens Dagblad van heden.

Ik dacht eigenlijk van niet.

dinsdag 6 mei 2008

Graffiti


Onlangs hoorde ik in het altijd onderhoudende Radio 5-programma Desmet Live de schrijfster Rosita Steenbeek interviewen over Rome, de stad waar ze al meer dan twintig jaar woont. Ze zei iets over graffiti, een verschijnsel dat ook in de Heilige Stad (noemen ze Rome nog wel een zo?) overal valt waar te nemen. 'Straks komt de hele Sint Pieter nog onder te zitten', zei Steenbeek die de graffiti in Rome verklaarde uit het feit, dat bijna elke historische gevel daar de naam van een paus, bisschop of kardinaal draagt. 'Die graffiti-artiesten denken, laat ik dan mijn naam er ook maar bij zetten.'
Ikzelf sta nogal ambivalent tegenover graffiti. Het behoort tot de subcultuur en dat is ook cultuur moet je maar denken. Graffiti en graffiti is niet hetzelfde. Je hebt mooie werkstukken en ergerlijk geklieder. Graffiti verschijnt meestal daar, waar 'de maatschappij' 'm niet wil hebben. Op muren van 'onze infrastructuur', in tunnels op treinen en langs muurvlakken aan de spoorlijn. Vooral dáár, want een graffitikunstenaar wil gezien worden, behalve op het moment van aanbrengen. Heel vaak plaatst hij (m/v) ook zijn signatuur. Dat gebeurt dan ook buiten het zicht van eventuele camera's zoals in het station van Best. Die camera's ontgaan wel meer, dat eigenlijk veel erger is. Zoals het recent vernielen van maar liefst drie 'uitgangslichtbakken'. Wat een wonder dat graffiti en vandalisme over één kam worden geschoren. Ik schreef dit onlangs allemaal op mijn website hhBest.nl. Aanleiding was eigenlijk de beroemde achterkant van de VPRO GIDS, beter bekend als Achterwerk. Daar zette een zekere Diane zich als volgt af tegen de graffitisten:
Nooit geweten dat het bekladden van gebouwen en spullen van anderen een verslaving kan zijn. Ik zal jullie eerlijk zeggen, ik erger me er dood aan. Wat is er nou zo leuk aan, alles onder te kliederen? Het ziet er vreselijk armoedig uit, en het is gespeend van welke kunstuiting dan ook. Ik hoop ooit nog eens iemand te betrappen hier in de buurt, en die met zijn eigen spuitbus helemaal onder te spuiten. Of een hele bak latex over zijn kop te kieperen. Dat lijkt mij nou schitterend! Je denkt erover om ermee door te gaan. Tja, ik geloof dat de politie en vele anderen het daar niet mee eens zijn. Wist je dat er figuren gepakt zijn, die tot hun pensioen bezig zijn met afbetalen van het schoonmaken van de schade die ze hebben aangericht? Is het dat waard? Zoek een echte hobby. Ga sporten, muziek maken. Of desnoods je hele kamer onderkliederen, het plafond witten of wat dan ook!
Nou, die krijgt er in Achterwerk van week 18 van langs en ik ben gefrappeerd door de onderbouwing van deze verdediger van Graffiti die tekent met Mimi. En niet alleen omdat het stukje aansluit bij mijn redenering over Graffiti.

Het verhaaltje van Mimi is bovendien behoorlijk informatief: Wat je niet beseft, is dat graffiti een kunstvorm is, die wordt gebruikt door mensen die er verstand van hebben. En graffiti hoeft niet altijd illegaal te zijn, dus ik raad je aan eens een keer een kijkje te nemen in een graffitihal bij jou in de buurt. Graffiti is eigenlijk van alle tijden. En verder: Het volk van de Vandalen was al bekend om zijn graffiti. De Romeinen uit de klassieke oudheid schreven ook in hun eigen muren en op monumenten. In Rome is er graffiti gevonden die de Vikingen daar hebben aangebracht. Eind jaren zestig namen New Yorkse jongeren de gewoonte over van de straatjeugd uit Philadelphia om met een viltstift hun schuilnamen vliegensvlug op treinstellen en op metro's te plaatsen. Graffiti is populair gemaakt door een Amerikaanse kunstenaar die niet wilde dat zijn kunst in een galerie of museum zou hangen omdat hij dat zo gewoontjes vond en die was begonnen zijn kunst op de muren te schilderen. Bij hem was iedereen tevreden, en vond het mooi, terwijl we nu bij jou een voorbeeld hebben van een graffiti-hater. Ik heb maar één boodschap voor jou: durf eens een keer verder te kijken dan je neus lang is, dan zie je wat voor een boodschap de graffiti werkelijk overbrengt. Aldus Mimi op de achterkant van de VPRO GIDS.

Misschien wilt u nu wel weten, wat ik ervan vind. Nou, graffiti is en blijft een vorm van protest tegen de establishment: Fuck you hier en gunder, weetjewel? Ik denk dat we graffiti moeten aanvaarden als een verschijnsel dat bij deze tijd hoort. Je kunt er maar beter positief op inspringen zoals de NS dat deed tijdens de bouw van de spoorwegtunnel in Best. Daar werd toen een lange schutting tussen twee tunneldelen geplaatst die door de schooljeugd mocht worden beschilderd. Het werd een fraaie kunsttentoonstelling, die aan de reizigers voorbij trok. Je zou je kunnen afvragen, waarom zoiets niet op permanente basis mogelijk zou zijn. Beschilderde muren zullen niet zo gauw met graffiti worden 'overgedaan'.
Naar aanleiding van deze gedachten kreeg ik een mail van de agrarische organisator Frans van Beerendonk. Hij schreef: Ik organiseer al een paar jaar het streekfestival Het Groene Woud, op de eerste zondag in juli.Wij bieden een podium aan een groot scala aan activiteiten en dingen die in het Groene Woud plaatsvinden en wat men er zoal kan vinden en beleven. Zo hadden wij vorig jaar een groep graffitikunstenaars in ons midden en sindsdien heb ik echt een genuanceerd beeld van deze jonge kunstenaars. Hoort u het ook weer eens van een ander.