zondag 21 april 2019

‘t Is ammel wa mee de poassemis

Onlangs schreef ik over een ‘beroemde’ slijterij in vervlogen dagen. Die buurtwinkels hadden een belangrijke sociale functie. Het waren ontmoetingsplekken, waar het kleinschalige nieuws werd doorgenomen.

Terwijl de klokken van de Bestse Sint-Odulphuskerk oproepen tot de paasmis, moet ik denken aan wat ik hierover uit de eerste hand heb vernomen.

Het hoefde niet eens Pasen te zijn, om een klant van die slijterij te inspireren tot de verzuchting ‘t Is ammel wa mee de poassemis. Een Brabantse variant van het nog steeds niet verdwenen ‘het is toch wat’.

De man die zich daar te pas en te onpas aan overgaf, placht in de winkel te komen voor de gezelligheid, al nam hij dan natuurlijk wel wat mee. Kreeg maar niet genoeg van het buurten. Terwijl de klantenrij voor de toonbank (niks kassaband) opschoof, liet hij regelmatig nieuwe binnenkomers voorgaan om zijn oraties te kunnen voortzetten, steevast afsluitend met ‘t is toch wa enz.

In de slijtersfamilie (de nazaten) leeft hij op deze manier voort.

vrijdag 19 april 2019

HESA

Laatst hoorde ik mijn zoon een uitdrukking van z’n opa gebruiken: HESA. Ik zal het hem wel ‘n keer door hebben gegeven, al heb ik HESA zelf nooit toegepast.

Mijn vaders carrière als schrijver en voordrachtkunstenaar kende – niet in het minst door zijn zelfkritiek – een enigszins moeizame start. Hij schreef in dat begin ook wel stukjes onder het pseudoniem Luctor, naar de Zeeuwse wapenspreuk, die – vertaald – luidt: ‘Ik worstel en kom boven.’ Zijn geliefde, mijn moeder dus, borduurde dat Luctor en Emergo op een lap zijde.

Als hij met een zware tegenvaller te maken kreeg, trachtte mijn vader zichzelf overeind te houden met de kreet: Heb Er Schijt Aan (HESA).

Als ik het goed heb, heeft hij dit pepmiddel in eerste instantie overgedragen op mijn oudste broer, die wel eens wat zwaar op de hand kon zijn. Ouders zouden er nu nog hun voordeel mee kunnen doen, zeg ik bescheiden.

dinsdag 16 april 2019

Notre Dame

Notre Dame de Paris, heet ze officieel, die kathedraal. Er zijn immers meer Notre Dame's, zoals die van Lourdes, om er maar eentje te noemen. Onze Vrouwe, zonder Lieve ertussen, zoals bij de middeleeuwse hoofdkerken van Antwerpen en Breda. Wellicht niet eens de mooiste kathedraal van Frankrijk, die van onder meer Chartres, Reims en Amiens in aanmerking genomen. Maar meer dan welke kerk ook wereldberoemd. Parijs dat is de Eiffeltoren op nummer een en de Notre Dame op twee. De algoritmes van de sociale media verslikten zich dan ook in de tragische brand en legden 'automatisch' een verband met de Twin Towers in New York.

Toen ik in 1954 voor het eerst al liftend in Parijs belandde, was de Notre Dame op het Ile de la Cité, het eiland in de Seine waar beroemdheden als Greta Garbo woonden en dat gisteren geheel is ontruimd, het eerste doel. Het massa toerisme van vandaag kiest daar ook voor. Het is daar door de dag voortdurend een geroezemoes. Bij een volgend bezoek hoorde ik een Hollandse vrouw zeggen: 'Straks komt er een paus, een pater of een priester, wat ik je brom.'

Le Notre Dame de Paris is synoniem met de Franse, wat zeg ik, de Europese geschiedenis. Napoleon zette er zich in 1804 eigenhandig de keizerskroon op het hoofd. Dat is door de schilder Jean Louis David treffend in beeld gebracht. De koningen werden er niet gekroond, dat gebeurde in Reims, waar ze ook begraven liggen. Begin vorige eeuw bij de scheiding van kerk en staat, werd de kathedraal staatseigendom. Logisch dat president Macron onmiddellijk riep: 'we gaan haar herbouwen'. Als dat goed, wat wil zeggen ambachtelijk, gebeurt dan kan dat wel twintig jaar duren.

De Notre Dame is niet altijd een rooms-katholieke kerk geweest. Tijdens de Franse Revolutie was het even een tempel, waar de Godin van de Rede werd vereerd. De twee stompe torens van de kathedraal zijn gelukkig gespaard. Onvergetelijk is het door heel de wereld gevolgde luiden van de klokken, ter herdenking van de terroristische aanslagen in 2015.

Geschiedenis zei ik toch al?

donderdag 11 april 2019

Jongeren

Over mijn relatie tot (oordeel over) jongeren durf ik haast niet te schrijven. Ouwe zeur en bang om te generaliseren – ik heb immers ook goeie ervaringen met pubers. Maar het wordt je soms wel moeilijk gemaakt, te zwijgen. Zoals toen twee meiden me bijna omver liepen, op jacht naar snoep in een supermarkt. Nu zie ik in één exemplaar van de krant zoveel aanwijzingen dat mijn gedachten over (de omgang met) jongeren minstens ‘n beetje kloppen, dat ik zeg: dan gaat het maar eens los.

Het meest recente uitstel van Brexit krijgt een plekje onder de ‘gemengde berichten’ op pagina 2, want de voorpagina is gereserveerd voor ja, de jongeren. Ze zijn te dik en ‘snacken liever even bij de Appie’, dan dat ze in de pauze een boterham van thuis verorberen.
Nou ja, we wisten het eigenlijk al, maar het is toch goed, de eigen mening van die kinderen te weten, dacht de verslaggever en nam in de inleiding hun weerwoord  op: ‘Gezond eten is duur.’ Maar zie ik hier een symptoom van ‘hersens nog in staat van ontwikkeling’, hopelijk niet verpest door drank, drugs of allebei?

Ik vind in het algemeen dat de ‘opvattingen’ van pubers, ook die lacherig geuit op tv, veel te serieus worden genomen. Weliswaar geldt als vanouds het adagium ‘wie de jeugd heeft, heeft de toekomst,’, maar het lijkt steeds meer op een wedstrijdje wie aait ze het effectiefst over de bol. Laat ze zich eerst maar eens waar maken.

Twee columnisten zitten op hetzelfde spoor. De een: ‘Mijn broer en zijn vrouw mochten weliswaar mee met hun dochters op vakantie in Spanje, maar in het hotel moesten ze net doen of ze elkaar niet kenden en mochten ’s avonds ook niet mee uit. Dus wist ik wel hoe het zat met puberende meisjes.’ De andere: ‘Mijn naar huis gaan van de beginnende stapavond had iets van een vlucht. Weg van de plek waar volgespoten lippen het ideaal zijn en oppervlakkigheid de norm.’

Laatst zag ik een jongetje spelen met de automatische deuren van een winkelcentrum. Toen ik probeerde hem te corrigeren, zei z’n moeder: ‘hij heeft ‘n achterstand’.

Dat zal ‘t wezen.

dinsdag 9 april 2019

Drank

Niets is meer zoals het was. Dat wist u natuurlijk al. Maar een recente publicatie in het gezaghebbende artsentijdschrift The Lancet doet wat dat betreft de deur dicht: drink geen alcohol, geen druppel. En je blijft leven. Weg met de genotsmiddelen, de tabaksrook incluis.

‘Een matig mens is zijn vrijheid waard.’ Was dat niet een slagzin van de VVD in haar kleuterjaren? Om snel te vergeten? Gy geleuft dat. Je mag niks meer. Laatst zag ik een mevrouw op tv, die een veganistisch dieet voor honden propageerde. Grrrrr.

Nu even serieus – en ik beloof héél even: het drankgebruik onder de jongeren in Zuid-Oost Brabant, door de krant nader aangeduid als de Kempische kids, loopt de spuigaten uit. Moeten we zeker wat aan doen, hoewel…proost zal menigeen zeggen.

Laat ik nu uit de bijbel hebben geleerd, dat Jezus Christus de zon best in het water kon zien schijnen: hij veranderde dat water immers in wijn. En reken maar dat daar op die bruiloft in Kana fors werd ingenomen. Immers het commentaar luidde: wie bewaart er nu de beste wijn voor het laatst, als niemand het verschil meer proeft.

Onlangs werd ons, alweer via de krant, het levensrecept van een 98-jarige toegeschoven: elke dag een borreltje en een sigaar. Dit verhaal is niet nieuw, want ik vernam destijds ook zoiets van mijn vader, al gold het toen een eeuweling. De honderdjarige kreeg als weerwoord: ‘Mijn oom deed dat ook, maar die is maar zeventig geworden.’ Waarop het feestvarken, nog lang niet van gisteren, reageerde: ‘Dan heeft-ie het niet lang genoeg volgehouden.’