Het zou grappig zijn, als het niet zo droevig was. Droevig, althans voor hen die nog deel uit maken van de r.-k. geloofsgemeenschap, òf iets met die Kerk hebben vanuit hun jeugd. Ik bedoel de manier waarop de moderne media ondanks de ontkerkelijking menen, over bepaalde ontwikkelingen te moeten berichten, zonder over de broodnodige achtergrondkennis te beschikken.
Ja, natuurlijk waren en zijn die Kerk en haar rituelen, beter aangeduid als liturgie, een tamelijk complex geheel. Je moest je ook er echt in verdiepen om er wat aan te hebben. Laat ik in de verleden tijd verder gaan, want de veranderingen van de afgelopen decennia zijn zo ingrijpend dat je niet weet, wat nog geldt en wat niet.
Liturgische kleuren bij voorbeeld: wit voor de hoogfeesten (als Kerstmis, nee geen rood daar, dat is de kleur van de martelaren, en Pasen), paars voor de tijd van boete, vasten en stille verwachting (Advent = komst), groen voor de tijd die gekenmerkt werd door de hoop: Pinksteren, de komst van de H.Geest, de beloofde vertrooster; en de weken daarna.
En blauw, is dat niet de kleur van Maria? Inderdaad, maar het was geen liturgische kleur en het gebruik ervan was dus verboden.
Zo zijn er nog tal van détails te noemen, waarvan je enig benul moet hebben, wil je er effectief over kunnen berichten. Hoe was de rolverdeling bij een ‘mis met drie heren’? Als er sprake was van een presbyter assistens, hoeveel priesters waren dan bij die plechtigheid betrokken? Wat is een absoute? Quizvragen. Maar dit waren wel gegevens die ooit in krantenverslagen niet mochten ontbreken. Je hebt ze nu niet meer nodig, maar als je een bericht maakt over de carnavalsmis (overigens een fenomeen dat mede de afgang van het ‘waarachtige roomse geloof’ heeft bevorderd), dan moet je weten dat er zich nooit iemand op het altaar bevindt Tenzij er sprake is van een zwarte mis, maar dat valt buiten dit bestek. Overigens was het zwart ook liturgisch, namelijk gebruikt bij de dodenmis. Dat is, zijnde te somber, vervangen door het paars. Lees eventueel op Wikipedia over het gregoriaanse gezang Dies irae (Dag der wrake!), dat ook niet meer ‘passend’ wordt beschouwd voor tijdens de uitvaart. Die banvloek geldt gelukkig niet het In Paradisum (Laat de engelen u naar de hemel geleiden), dat bij het verlaten van de kerk werd gezongen. Beluister het desgewenst op YouTube. Maar ik ben ernstig afgedwaald, wat trouwens in deze context ook letterlijk geldt.
Het altaar is een offertafel. Ooit bevond het zich op een verhoging (Introitus ad altarem Dei – ik zal opgaan naar het altaar van God) achterin de absis, de ‘kop’ van de kerk, en verrichtte de priester daar de bij de mis behorende handelingen met de rug naar het kerkvolk. In de jaren zestig werd het, als de avondmaalstafel bij de protestanten, een echte tafel die meters naar voren werd geplaatst. Een van de weinige veranderingen die ook echt een verbetering waren, al heb ik gelovigen gekend die afhaakten toen ‘de pastoor zich omkeerde’.
Als in het Eindhovens Dagblad staat dat de carnavalsprins noch vrouwen zich ‘op het altaar’ mogen bevinden (een kwestie van toenemende orthodoxie in het bisdom Den Bosch, begrijp ik) dan lees ik dat dus – zie mijn inleiding – als een misplaatste grap. Men bedoelt eigenlijk de ruimte rond het altaar, in oudere kerken de absis of het priesterkoor.
Ik herinner mij uit mijn jeugd maar één situatie, waarin iemand op het altaar sprong. Dat was de koster als-ie op ‘n bepaald moment in de Goede Week de paarse doeken van het retabel (met beeldreliëfs) moest verwijderen. Dat ervoeren wij grinnikend als een changement de décor à vue. Over die koster is dan ook later een boekje verschenen: ‘Grinniken in Ginneken’.
Zei ik niet dat het een complex ritueel was? Ja, en vermakelijk en inspirerend, want die paarse doeken waren aangebracht om voor de gelovige alles te verbergen wat hem kon afleiden van het lijden van Jezus.
Het klinkt paradoxaal, maar geloven is vaak ook een kwestie van weten.