Yvo Kortmann is waarnemend burgemeester van Best, met verlengd mandaat. Dat zou je niet zeggen, als je hem in zijn doen en laten gadeslaat. Ik bedoel, dat Kortmann zijn ambt niet uitoefent als oud-burgemeester van Oisterwijk, die er iets op gevonden heeft, niet achter de geraniums te gaan zitten. Iemand op leeftijd zei trouwens dezer dagen tegen mij: ‘Ik héb niet eens geraniums.’
Maar onlangs ontvouwde de Bestse burgemeester in het Eindhovens Dagblad opvattingen over intergemeentelijke samenwerking, die ik toch niet helemaal kan volgen. Kortmann opteert voor samenwerking van de gemeente Best met (hier zet ik veelbetekenend …) Veldhoven. OK, dat zou best vruchtbaar kunnen zijn, hoewel beide gemeenten geen directe buren zijn. Maar wat mijn verbazing wekt is de redenering van de burgemeester, volgens welke samenwerking met een aantal ‘echte’ buurgemeenten niet voor de hand ligt. Het lijkt wel De Tien Kleine Negertjes.
Son en Breugel streept Kortmann weg omdat die gemeente al samenwerkt met Nuenen en Geldrop, Sint-Oedenrode, omdat die niet onder het (op springen staande!) Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) valt. Maar dan ook nog Oirschot, het buurdorp, dat met zijn bebouwde kom vier kilometer van die van Best verwijderd ligt. Als je onze gemeente verlaat, kun je alvast het gaspedaal loslaten om Oirschot binnen te rijden. Oirschot, zegt de Bestse burgemeester, heeft een strategische keuze voor samenwerking met De Kempen gedaan.
Dat is een argument om een groot vraagteken bij te zetten. Ja, als je het grondgebied van de gemeente Oirschot bekijkt, dan is driekwart daarvan Kempisch platteland, als we daar, naast De Beerzen, ook het dorpje Spoordonk nog onder kunnen rekenen.
Wat er dan ook van deze ‘strategie’ gedacht kan worden, ik vind toch dat zowel Best als Oirschot, zich eindelijk eens moet realiseren dat ze in praktische zin bij elkaar horen. Hoe ongemakkelijk deze waarheid ook, sinds de bestuurlijke splitsing 192 jaar geleden, ook lijkt. Ik doel hier op een soort animositeit, die we anno 2011 toch maar eens in het rariteitenkabinet moeten zetten.
Best heeft wat Oirschot niet heeft en andersom. Er is geen enkele reden, elkaar daarmee te beconcurreren, wel om wederzijds te delen. Dat gebeurt trouwens al, op beperkte schaal. Ze hebben bij voorbeeld een gezamenlijk muziek- en dansinstituut, met nota bene Hilvarenbeek en Reusel-De Mierden. Ook in de welzijnssector zijn er banden met Oirschot. Er is bij voorbeeld een Bests-Oirschotse stichting Harapan die belangrijk ontwikkelingswerk doet in Indonesië. En er worden van beide kanten driftig boodschappen gedaan, wat men zich overigens nu wel begint te realiseren, nu er een discussie aan de gang is over winkelen op zondag.
Best heeft een riante bioscoop, waarvan jarenlang is gedacht dat die wellicht zou kunnen worden uitgebouwd tot een volwaardig cultureel centrum. Maar in die sfeer komt daar niets van de grond, terwijl Oirschot, met bewonderenswaardige inzet van het particulier initiatief, in De Enck, een kleine streekschouwburg heeft, met een aantrekkelijke programmering van landelijk bekende performers. Te hooi en te gras vind je de seizoensfolder van De Enck wel eens in een Bestse brievenbus, maar waarom wordt niet aangestuurd op – tot op zekere hoogte – gezamenlijk gebruik? Met inschakeling van media, die nu aan beide zijden van de gemeentegrens doen of de ander niet bestaat. Dat geldt ook voor culturele initiatieven die het plaatselijke belang overschrijden. In hoeverre hebben de Oirschottenaren weet van de jaarlijkse evenementen in het Bestse openluchttheater? En realiseert Best zich, dat in de Oirschotse Sint Pieter dit jaar al voor de dertiende keer twee weken voor Pasen een Stabat Mater wordt uitgevoerd, deze keer door de Nederlandse Bachvereniging onder leiding van Jos van Veldhoven?Een culturele gebeurtenis dus van minstens nationaal niveau, die niet onder doet voor de jaarlijkse Mattheus in Naarden.
Over de Sint Pieter gesproken, er bestaat een Bests-Oirschotse stichting De Kapellekes, die recentelijk een geweldig project heeft gerealiseerd, namelijk de digitale reconstructie van het in 1944 verbrande koorgestoelte in de Oirschotse kerk.
Enkele jaren geleden deed zich het verbazingwekkende verschijnsel voor dat langs het Wilhelminakanaal, het gedeelte van een fietspad op grondgebied van Best werd verbreed voor tweerichtingsverkeer, terwijl er aan de Oirschotse kant niets gebeurde. De fietsers (recreanten, forensen en scholieren) reden in een fuik. ‘n Poosje later voerde Oirschot een soortgelijk plan uit, nota bene met Europese subsidie. Tussen beide gemeenten had overleg totaal ontbroken. Dat heeft veel geld gekost.
Nu we het toch over het grensgebied hebben, waarom is er geen overleg, laat staan enig overeengekomen beleid voor de ‘groene zone’ tussen Best en Oirschot? Alles wat daar gebeurt is ons overkomen, inclusief een zich alsmaar uitbreidend ‘tuinwarenhuis’ als een planologisch volslagen uit de hand gelopen geval. En inclusief het onverhoeds kappen van minstens vijftig knotwilgen in het Bestse landschap langs de Oirschotseweg. Waarom ieder voor zich sportaccommodaties plannen, terwijl die groene buffer prachtige kansen biedt voor een gezamenlijke aanpak?
Intergemeentelijke samenwerking is – al was het alleen maar om financiële redenen - een must, het gaat dus niet aan dat twee pal naast elkaar liggende dorpen nog langer met de ruggen naar elkaar toe staan.
Dit is een situatie die veel meer om nadenken vraagt, dan de mogelijkheid van Best om te gaan samenwerken met een voorstad aan de andere kant van Eindhoven.
(Gesproken column voor Omroep Best, 16.02.11, 18:10 uur. FM 106.2)