donderdag 26 oktober 2017
Wat je zegt is niks, wie het zegt is belangrijk
Word eerst BN-er.
Het genoegen van P.P. bestaat er evenwel uit, te constateren dat hij niet alleen staat.
zaterdag 21 oktober 2017
Burgemeester zit in een glazen huis
Een burgemeester zei me eens: Je zit als ambtsdrager wel in een glazen huis. Bij alles wat je doet, maar ook je vrouw en je kinderen, word je met argusogen bekeken; niet alleen door je buren maar door iedereen. Dat moet je, voor je een benoeming aanvaardt, terdege overwegen en lust je dat niet, blijf dan zitten waar je zit of ga iets anders doen.
De privacy van een burgemeester en zijn gezin is – wetten ten spijt – dus een betrekkelijk iets. Dat ervaart nu ook mevrouw de burgemeester van Helmond, die – zoals de krant het typeert – een Rijdende-Rechter-achtig conflict heeft met haar toekomstige buren. Alles ligt op straat en jammer voor haar, maar de burgemeester en haar man komen er niet op z’n voordeligst uit.
De Helmondse burgemeester woont tot nu toe in het kerkdorp Stiphout en wil binnenkort naar een eigen huis in een Helmondse villawijk verkassen. De onenigheid gaat over een erfafscheiding en beide partijen zijn inmiddels met elkaar in een juridische procedure beland.
Het eerste wat mij nu te binnen schiet is: bestond de ambtswoning nog maar. De meeste gemeenten, althans in Brabant, hebben die afgeschaft. Dat is financieel voordelig èn geeft burgemeesters de vrijheid, hun woonsituatie zelf te bepalen. Maar het heeft zoals we zien ook nadelen. Een ambtswoning daarentegen betekent dat de gemeenteraad de verantwoordelijkheid heeft, dus onafhankelijk van wie dan ook kan bepalen hoe het huis en zijn entourage er uit ziet. De kans op rechtstreekse conflicten van de burgemeester met zijn/haar buren wordt daardoor aanzienlijk verkleind. Mits hij/zij zich uiteraard van het ‘glazen huis’ bewust is. Want dat blijft overeind.
donderdag 19 oktober 2017
Economie en klimaat, water en vuur
Wat ik zo raar vind aan Rutte III, nou ja er is van alles aan raar, maar specifiek: een ministerie van economie èn klimaat. Zijn ze in Den Haag gek of ben ik het, want dat is toch water en vuur?
Met wat schijnheiligheid, niet zo moeilijk voor de dames en heren politici, zou je kunnen redeneren: een integere minister maakt toch een secure afweging tussen het een en het ander? Ik zou zeggen, vraag het aan Henk Kamp, de laatste echte liberaal die het Haagse heeft verlaten, althans op het punt staat dat te doen. Die is kampioen schipperen, weliswaar zonder klimaat, maar met een selectieve neus voor Gronings gas.
Rutte c.s. lijkt vooral uit te zijn op een gunstig economisch klimaat, dat zal het zijn. En over ruiken gesproken, makelaars en projectontwikkelaars hebben daar neuzen voor, die voor de neus van Kamp niet onderdoen. Vorige week ontstond er een kortstondige rel rond een ‘vooraanstaande’ Eindhovense makelaar, die vindt dat de krapte op de woningmarkt maar moest worden aangepakt door de groene zones tussen stad en randgemeenten te bebouwen. Te gek voor woorden, natuurlijk, want dan zou fysiek een Groot Eindhoven ontstaan. En als één ding duidelijk is over de eventuele herindeling van de gemeenten in Zuid-Oost Brabant, dan is het dat niemand dat wil, ook de burgerij niet, zo viel uit een onderzoekje van het ED af te leiden.
Peter Stiekema reageerde: ‘Als je de makelaars de kans geeft wordt heel Nederland één Randstad en wordt de Veluwe omgeturnd tot het Nieuwe Schiphol.’ enz. Als de lezer het nog niet door zou hebben: dit zijn de ambities van ‘de economie’.
Volgende rel. Een makelaar en een projectontwikkelaar hebben achter een villawijk in Waalre alvast een bosperceel gekapt, zonder dat iemand weet wat daar gaat gebeuren. Als projectontwikkelaar kun je je handel wel opdoeken, als je niet de gelegenheid krijgt, de boel te verstenen. Drie keer raden dus wat daar in Waalre straks gaat gebeuren. En verstening is de vijand van het klimaat. Dezelfde projectontwikkelaar is bezig, een ‘tip’ in Best waarop vroeger een klompenfabriek stond, zó dicht met koophuizen te bebouwen dat men zich afvraagt, hoe de gemeente dat heeft kunnen toestaan. Tenzij die gemeente contractueel door de projectontwikkelaar klem is gezet. Over dit soort zaken blijft het gissen, want ook over grondexploitatie wordt in Best alleen maar in ‘t geheim vergaderd.
Ben ik afgedwaald van de controverse economie-klimaat? Ik denk het niet.
woensdag 11 oktober 2017
Natuurlijk komt het straks van bovenaf
Samenwerking op cruciale terreinen als woningbouw en bedrijvigheid blijft een optie, maar dat is niet genoeg. De democratische vormgeving ervan is bij experimenten in de loop van meer dan een halve eeuw onmogelijk gebleken, zonder dat een vierde bestuurslaag, met directe verkiezingen, tussen gemeenten en provincie in zou worden gevormd. En dat wil niemand. Zelfs de zin van een provinciaal bestuur in deze tijd vormt steeds vaker een punt van discussie.
Hoewel een fusie van gemeenten van oudsher een kwestie is van provinciale sturing en parlementaire wetgeving, heeft de nieuwe coalitie in Den Haag het nodig gevonden aan gemeentelijke hervormingen nog een ‘dwingende’ passage te wijden in het regeerakkoord. De wijze waarop het Eindhovens Dagblad daar – logisch, want als het onderwerp ergens hot is, dan is het wel in Zuid-Oost Brabant – aandacht aan gaf, liegt er niet om. Ik citeer de inleiding: Komt er een einde aan het gedraal van te kleine gemeenten die eigenlijk niet langer zelfstandig kunnen functioneren? Het nieuwe kabinet geeft provincies de ruimte herindeling van bovenaf op te leggen.
In een eerder aan dit onderwerp gewijd stukje, Oerpopulisme: alles bij het oude laten, gaf ik al aan, weinig vertrouwen te hebben in de gedachtenvorming van de gemeenteraad van Best, zoals die tot uiting kwam bij de voorbereiding van de aan ‘de toekomst’ gewijde openbare raadsvergadering van 9 oktober jongstleden. De uitkomst van die vergadering was daardoor uiterst voorspelbaar: ‘We willen zelfstandig blijven en de oplossing zoeken in verdere samenwerking.’ Ik moet D66 wel nageven dat zij, met twee eenmansfracties, bereidheid toonde alsnog met buurgemeente Oirschot te praten, maar daarvoor was dus geen meerderheid te vinden.
Kan Best staat maken op een kwalitatief hoogwaardig bestuur? Oei! Alleen al de beschamende gang van zaken rond wat ik de burgemeesterskwestie ben gaan noemen (Anton van Aert ontbrak als sturende en inspirerende voorzitter op misschien wel de belangrijkste raadsvergadering van het jaar) geeft te denken. Het is oorlog binnen de Bestse politiek, een situatie die, zij het in een andere context, begint te lijken op de janboel in de gemeente Nuenen.
Er is, meer in het algemeen, nog een aspect dat vragen oproept. Wat is de democratische waarde van besluitvorming door een gemeenteraad die bij wijze van spreken op z’n laatste benen loopt? Welke partij heeft het lef, aan het gedraai een einde te maken door in haar verkiezingsprogramma voor 21 maart 2018 een genuanceerd standpunt in te nemen over de toekomst van de gemeente, anders dan het gemakzuchtige en populistische ‘we blijven zelfstandig’?
maandag 9 oktober 2017
Niet-Friezen met Fries accent
Maar Nederlanders – zo staat het in de Leeuwarder Courant - die in Friesland wonen, nemen, zelfs al spreken ze geen Fries, ongemerkt de Friese manier van spreken over. Ze leggen de klemtoon anders. De krant weet dit van een onderzoeker, die hierop aan de Rijksuniversiteit Groningen hoopt te promoveren. Is dit belangrijk voor de Friezen? Ja, in verband met het ontwikkelen van spraak herkennende software.
Ik heb vijf jaar als uit Brabant afkomstige journalist in Friesland gewoond en gewerkt. Kreeg korte tijd les in het Fries van een mevrouw met als binnenkomer:
Bûter, brea en griene tsiis,
Hwa dat net sizze kin, is gjin oprjuchte Fries.
(Boter, brood en groene kaas, wie dat niet kan uitspreken is geen Fries.)
Het was de truc van de vrijheidsheld Grote Pier (ca.1500) om in de strijd Hollanders en Friezen uit elkaar te houden; vergelijkbaar met het herkennen van in Nederlandse uniformen gestoken Duitse spionnen in 1940, die immers Scheveningen niet op z’n Nederlands kunnen uitspreken.
Ik had een Leeuwarder schoonfamilie, die zich van het zogenaamde stadsfries (een dialect dat het midden houdt tussen Fries en Nederlands) bediende. Ik vond dat wel een grappig taaltje en nam, na de nodige gewenning (tijd uitgesproken als tiet) het op den duur zodanig over dat een zwager zei: ‘Wat prate jou plat.’ Ik vrees, dat toen ik in 1961 weer bij een Brabantse krant ging werken, dat accent nog niet helemaal kwijt was. Het is me evenwel nooit voor de voeten geworpen. En al gauw was ik, mede dankzij de taal van een gewaardeerde collega ('t Is ammel wa) weer Brabander.