vrijdag 30 november 2018

Grove taal en hatelijkheden

Het gebruik van grove taal en het uiten van hatelijkheden, het loopt momenteel allemaal door elkaar. Laat ik maar met het eerste beginnen. Bij ons thuis was het indertijd verboden, zoiets te zeggen als ‘ben je belazerd’. Want dat refereerde aan Lazarus, die aan melaatsheid leed (als ik het goed heb, want erg bijbelvast ben ik niet).

In de roerige jaren zeventig van de vorige eeuw, de tijd van de democratisering en verzet tegen alles wat autoritair was en klonk, probeerde het establishment mee te doen en hoorde je bestuurders en andere bobo’s opeens zeggen: ‘we zijn grotelijks belazerd’. Klonk als belèèzerd. Sindsdien  telde je pas mee, bij enige inventiviteit in het taalgebruik. Staatssecretaris en later wethouder van Amsterdam Jan Schaefer: In gelul kun je niet wonen.

Grof en/of krom taalgebruik, waarbij de autoriteit niet wordt ontzien. SP-kamerlid: ‘De minister heeft ons voorgelogen’ in plaats van ‘ik moet de minister op een onwaarheid wijzen.’ Let wel, ik ben hier niet tegen hoor; we leven niet meer in de tijd van de excellenties. De betrokken minister – in casu Stef Blok – erkende ‘we hebben iets over de kop gezien’, terwijl de uitdrukking luidt: ‘iets over het hoofd zien’. Over de kop is vooral een veel voorkomende oorzaak van filevorming.

Allemaal nog niks, vergeleken bij wat er op Facebook valt te lezen (mits je daar je tijd aan verdoet). Daar is een ware scheldcultuur ontstaan, voor zover je van cultuur kunt spreken, gezien de hatelijkheden die er te berde worden gebracht. Het lijkt wel een besmettelijke ziekte. Zelfs de fractievoorzitter van het CDA in  de Eindhovense gemeenteraad meende de Pro Zwarte Pieten Bende te moeten aanmoedigen met Schup ze!  Nadenken en rammen op toetsenborden zijn duidelijk verschillende zaken.

Social media of e-mail, het maakt niet uit. Trouwens, ook dagbladen moeten zich af en toe verdedigen tegen lezerskritiek op grof woordgebruik, waarbij zowat alles wordt vergoelijkt, behalve k*t..

Het kan nog erger. De Nederlandse journalistiek staat momenteel op z’n achterste benen omdat een columniste van Trouw er de brui aan geeft, lam geslagen door de haatmail. Terecht zei NVJ-secretaris Thomas Bruning hierover in het radioprogramma Dit is de Dag: ’'De dagbladen moeten  samen een streep trekken. intimidatie, bedreiging, geweld en racisme jegens columnisten en journalisten moet aangepakt, het is niet jammer maar onacceptabel.’

dinsdag 20 november 2018

Volgens het boekje

Waar ik nou echt pissig van kan worden (op het hedendaags woordgebruik hoop ik binnenkort nog eens terug te komen) is die eeuwige woordvoerder, nu weer die van de politie naar aanleiding van de weerbaarheid van ouderen, geuit na de gruwelijke mishandeling van een 85-jarige vrouw in de vooravond in het Eindhovense stadsdeel Woensel.
Het Eindhovens Dagblad wijdt er terecht een voorpagina-verhaal aan. Die weerbaarheid komt tot uiting in de mededeling ‘Laat ze maar komen, ik heb een vleesmes bij de voordeur’ van een leeftijdgenoot. En: ‘Ik weet waar ik moet schoppen, zegt een dame met vervaarlijke twinkeling in haar ogen.’ Valt er, ondanks de ernst van de aanleiding, aan de ontbijttafel tenminste nog eens te lachen.
Maar dan die woordvoerder, die uit z’n hoofd het instructieboekje van de politie weet te citeren: ‘Het is volstrekt normaal dat deze groep zich verdedigt. Wanneer mensen zich in de emotie fysiek verzetten is dat te begrijpen, maar wij zullen nooit adviseren geweld te gebruiken.’
Ik wil geen woordvoerder. Ik wil de korpschef, temeer daar de ouderen volgens de krant precies weten, waar het in Woensel aan schort: ‘Er zijn veel klachten over Woensel. Wekelijks sneuvelen hier winkelruiten, politie is er zelden te zien.’
Met de groeten van alle boventalligen…eh niet  verwarde mensen van boven de tachtig.

donderdag 15 november 2018

De Burgemeester? Alweer kwestie van integriteit

Het zwakste argument tegen het schrappen van de burgemeester (benoeming door de Kroon) uit de grondwet, lijkt me toch wel dat van de burgemeester van Delft, Marja van Bijsterveldt: ‘Een burgemeester moet boven de partijen staan. Die moet écht van iedereen zijn. Het helpt niet als je straks door een deel van de kiezers bent gekozen en door een deel niet.’ (AD consorten, 15.11.2018.)

Boven de partijen. Op zich al een mastodontische redenering. Volgens Van Bijsterveldt  is die eigenschap door het genoemde grondwetsartikel geborgd. In de praktijk kan dat nogal eens tegen vallen. We leven inderdaad niet meer in de negentiende eeuw en ook niet meer in de eerste helft van de vorige. Met haar onderscheid tussen kiezers en (niet-)kiezers haalt Van B. al helemaal de bodem onder haar redenering uit. Als CDA -minister van onderwijs (ca. 2011)  is zij toch ook door niet-kiezers gedoogd?

Van B. vreest kennelijk ‘Belgische toestanden’, maar door het uit de grondwet halen van het burgemeestersartikel is nog allerminst zeker dat een nieuwe politieke figuur ontstaat. De verkiezing en de wijze waarop is nog helemaal niet aan de orde.

De omgang met de burgemeester in Nederland kenmerkt zich nu door gebrek aan transparantie, in de benoemingsprocedure  en in het verkeer met die burgemeester in functie. In de gemeente Best, waar ik toevallig woon, kunnen we daarover meepraten. Een gemeenteraad die samen met hem duikt als de burgemeester bij een wettelijke misstap zich logischerwijs in het openbaar zou moeten verantwoorden – die hem vervolgens bijna letterlijk laat ‘afgaan door een zijdeur’. Een vertrouwenscommissie die bij de keuze van een opvolger, zonder de broodnodige  duidelijkheid jegens de burger, uit zeventien (!) kandidaten slechts twee overhoudt, onder wie de waarnemer. Niks ten nadele van de inmiddels geëffectueerde voordracht van die waarnemend burgemeester – voor continuïteit valt ook wel wat te zeggen  - maar het blijft achterkamertjes…eh…politiek!

Boven de partijen staan, jaja. We hebben hier meegemaakt dat een PvdA-burgemeester het koste wat kost vervangen van een PvdA-wethouder ‘n half jaar voor de raadsverkiezing verbaal steunde. (Die wethouder zou na het voorziene verlies van haar partij bij de installatie van de nieuwe raad zonder boe of bah het gemeentehuis verlaten).

Begeef ik mij teveel op zijpaden? Helemaal niet. Mijn stelling luidt: als ooit de burgemeester zou worden gekozen, dan staat of valt zijn democratisch functioneren met zijn/haar integriteit. En die is niet afhankelijk van een handtekening van de koning, die overigens niet meer is dan een ceremoniële bekrachtiging van het besluit van de minister van binnenlandse zaken. Welke laatste zijn plek aan de kiezer heeft te danken.

maandag 12 november 2018

Kloof tussen rijk en arm

Juristen, columnisten en andere commentatoren maken zich volgens mij terecht druk over het plan van minister Dekker van Rechtsbescherming om een einde te maken aan het veelvuldig gebruik van ‘gratis’ rechtsbijstand door mensen die een advocaat niet kunnen betalen. Of niet in staat zijn, het juridisch geharrewar te snappen. Dekker, verander de naam van je portefeuille maar in rechtsongelijkheid. Want met dit idee verdiep je kort gezegd de kloof tussen arm en rijk. Het past weliswaar in de mentaliteit en het beleid van Rutte III, maar dat terzijde.

Wie voor een dubbeltje geboren is… Het hoeft niet eens ‘n rechtszaak te worden, wil je,  in die situatie verkerende, worden genaaid. Een bekend voorbeeld is dat van verzekeringsmaatschappijen die met een handigheidje proberen onder een schade-uitkering uit te komen. Oké, natuurlijk komt het  voor dat mensen – mag ik effe fange? – de zaak proberen te tillen, maar daartegen bestaan voldoende controlemogelijkheden.

Zelf werd ik eens met  ‘n frappante wegduik-poging van een verzekering geconfronteerd. Op een camping in het buitenland waren wij bezig, ons te installeren, toen tassen met portemonnees, (bank)passen en wat al niet meer uit de auto werden gegrist. Het argument om niks te vergoeden luidde: dan had je die spullen maar niet in een onafgesloten auto moeten laten liggen. Ik heb op deze mededeling met een kort briefje gereageerd, waarin stond: ‘Overal ter wereld waar wordt geladen en gelost staan autoportieren open.’ De verzekering betaalde.

Het is niet de bedoeling om mezelf op de borst te slaan, maar ik kan me voorstellen dat er verzekerden zijn die zich zuchtend bij zo’n waardeloos argument van een verzekering neerleggen.

Is er wel nieuws onder de zon?

Hoe vaak komt het niet voor dat, als je kennis neemt van gebeurtenissen uit het verleden, je denkt: hé, dat maken we nu ook mee? Populair is op dit moment, bij het toenemende rechts extremisme in de wereld, te verwijzen naar de jaren dertig van de vorige eeuw. Wat dat waard is, maakt iedereen maar voor zichzelf uit.

Is de periode van dictatoriale fascisten als Hitler, Mussolini en Franco nog tamelijk dichtbij – er leven nog heel wat mensen die het hebben meegemaakt – ook in een veel verder verleden kun je via de geschiedschrijving verschijnselen tegenkomen, waarvan je kunt denken: dat zou op de dag van vandaag kunnen slaan.

Zoiets overkwam mij bij het herlezen van het boek van Hella S. Haasse uit 1989 Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern. Voor alle duidelijkheid, Haasse schreef zogenaamde literaire non fictie. ‘Schaduwbeeld’ is dan ook geen roman, maar de kroniek van het leven van een vooraanstaande adellijke patriot in de achttiende eeuw. Het boek – 470 bladzijden in kleine letters - kwam, zoals meestal bij deze schrijfster, tot stand na uitvoerige studie in archieven en bibliotheken; het literaire zit in de beschrijvingen van het toenmalige leven in de ‘hogere kringen’, zoals het had kunnen zijn.

Ik citeer nu (gedeeltelijk) de passage die naar mijn gevoel op het heden zou kunnen slaan. Ze gaat over de sfeer in de Utrechtse studentenwereld rond 1750.

Er zijn onder de studenten altijd wel figuren (meestal buitenlanders) van wie gezegd wordt dat zij leden aanwerven voor geheime genootschappen.

Nu sla ik een klein stukje over dat hier minder ter zake doet en pik de tekst weer op als het gaat over ‘verkondigers van geloofsopvattingen’.

Daar moet men het kaf van het koren weten te scheiden, en met name oppassen voor degenen bij wie de keuze voor een Opperwezen betekent dat zij op een agressieve wijze tégen de geopenbaarde God van de christenen zijn.

Dit schreef  Hella Haasse rond 1989 over de manier van denken onder studenten in het midden van de achttiende eeuw.