woensdag 24 maart 2021

Pekelzonden en zo

 Bestaat het woord nog, wordt het nog gebruikt bij de hedendaagse stand van de criminaliteit? Pekelzonden. Dit soort tamelijk 'onschuldige' zaken kwam ooit voor de kantonrechter of in iets mindere mate voor de politierechter. Kantongerecht, 'n beetje plaats, zoals Oirschot, had er een. Dat is als zelfstandig instituut in 1934 opgeheven maar het gebouw dat nu onderdeel is van het gemeentehuis, draagt nog steeds die in steen uitgehouwen naam. In Oosterhout idem; je had daar trouwens gedurende 145 jaar een huis-aan-huis-blad genaamd Het Kanton, door de bevolking liefkozend 't Kantonneke genoemd, dat in 2019 wegens te weinig advertenties is opgeheven.

In de tijd waarover ik het heb zagen de kranten nog stuff in de zittingen van de kantonrechter, want pekelzonden werden bedreven door kleurrijke figuren. Het bijwonen ervan behoorde tot een van de journalistieke activiteiten van mijn vader en van onze huisvriend D. A, de Stoppelaar, een qua uiterlijk op z'n zachtst gezegd onaanzienlijk persoon, over wie nog wel wat meer te vertellen valt, maar dat doe ik nu even niet. Vader placht trouwens respectvol te zeggen: zijn pa was wel vicepresident van de rechtbank in Middelburg hè?

Scharrelaar De Stoppelaar, in het veelvuldig door hem gefrequenteerde caféleven aangeduid als De Stop, had vaak mooie verhalen en wist die op smeuïge wijze op te dissen. Zoals, die uit het kantongerecht: 'Ik moest even naar het toilet, opende deur en wie zat daar met z'n toga over de pot geplooid, als 'n kloek op d'r eieren? Meester Smits!'

Dat (Bredase) kantongerecht en de pekelzonden die daar werden behandeld boden zoals gezegd de garantie voor prettig leesbare verhalen. De rechters, ook wel wetend waar de verslaggevers voor kwamen, droegen daaraan hun steentje bij. Zo verscheen er eens een wat men toen noemde 'n volksvrouw voor het hekje met een paraplu in de hand. Waarop de rechter: 'Legt u dat wapen even terzijde.'

Criminaliteit, waarom eerder te lachen viel dan te janken.

vrijdag 19 maart 2021

Henri, Schubert en de roddel

Mijn vader Henri (1877-1966), die minstens een keer per dag voortleeft in mijn gedachten, was een liefhebber van de liederen van Franz Schubert. Liefhebber, want hij mag dan voordrachtkunstenaar zijn geweest, hij was muzikaal gezien een autodidact. Hij paste er dus wel voor, zijn hobby, het zingen uit de cycli Die Winterreise en Die Schöne Müllerin in het openbaar te beoefenen.

Op zondag, na de mis, kwam mijn oudste zus Diny naar het ouderlijk huis om hem op de piano (heel wezenlijk bij de Schubertliederen) te begeleiden. Dan zong hij bij voorbeeld Der Lindenbaum: ‘Am Brunnen vor dem Tore, da steht ein Lindenbaum’’. Ga naar YouTube om dat lied door Dietrich Fischer-Dieskau (1925-2012) onnavolgbaar te horen uitvoeren.

Als puber vond ik dat natuurlijk maar niks. De ramen trilden ervan en ik was bang dat er een jongen van school voorbij zou komen.

Mijn zus kreeg het als vrijgestelde van de R.K. Apothekersassistenbond steeds drukker (de zondag was voor de ledenwerving), dus was Henri blij met elke pianist die hem bij de beoefening van zijn hobby wilde begeleiden. Zo ook Ankie ter Poorten die, gescheiden van haar man, een luitenant-generaal, aan de Overaseweg in Breda (voor het gevoel Ginneken) woonde. Je kon de twee daar soms op op het terrasje aan de voorkant van het huis zien pauzeren.

Dat laatste moet dorpsroddel hebben gegeven, want toen ik eens ‘n ontmoeting had met een Ginnekens heemkundeclubje werd ik over de aard van deze vriendschap geïnterpelleerd. Nou nee, honi soit qui mal y pense (‘honger maakt smalle pensen', aldus Henri). Hij was dit soort geklets wel gewend. Was immers met zijn Dina, zonder de daarvoor toen nog vereiste toestemming van haar vader, voor de kantonrechter getrouwd. Voor alle duidelijkheid plaatste hij het trouwboekje voor het raam van hun eerste onderkomen aan de Ginnekense Prins Hendrikstraat.

donderdag 11 maart 2021

Opa en oma niet meer gewild

Wim Daniëls schrijft op Twitter: ‘Oma's en opa's zijn toe aan een nieuwe benaming. De huidige oma's en opa's zijn in veel gevallen te jong en te fit om 'oma' en 'opa' genoemd te worden, vinden veel oma's en opa's ook zelf. Wat zijn geschiktere (nieuwe) woorden?’

Eerst luidde het ouden van dagen, minder officieel en zeker neerbuigend: oudjes, vervolgens bejaarden en tenslotte ouderen. Eigenlijk zijn dit allemaal eufemismen. Maar laat ik terugkeren tot de vraag van Wim Daniëls (waarschijnlijk inmiddels ook opa). Er zijn er inderdaad die niet van deze ‘aanspraaktitel’ houden. Nog erger, de West-Brabantse variant van oma: opoe! Met name bij het patriciaat en de adel zijn grootvader en grootmoeder gangbaar.

Krijg het er maar eens uit, dat opa en oma, immers voor kinderen (jeugd, jongeren) het synoniem voor ‘oud’. Het zal al wel zo’n dertig jaar geleden zijn dat ik op de fiets enthousiast werd bejegend met ‘Kijk daar, opa op ‘n mountainbike’.

zondag 7 maart 2021

Gestampte pot

De hoofdredacteur van het Eindhovens Dagblad (ED) wenst op de opiniepagina de lezers geluk. Hij schrijft: 'U woont in een provincie met een grote journalistieke dichtheid. Drie kranten, weliswaar verschijnend in verschillende gebieden, en dan nog Omroep Brabant (…) een miljoenenbereik.'

Dat had de hoofdredacteur-manager (een groot verschil met het verleden, toen journalistiek en handel strikt gescheiden waren) beter niet kunnen doen.

Want wat is het belang van de lezer bij journalistieke dichtheid, oftewel de mate van bereik van de inwoners van de provincie Noord-Brabant tegenover dat van de verscheidenheid in de vergaring en duiding van nieuws? Ik denk toch dat dat belang bij het laatste ligt. En laat het nu juist daarmee uiterst treurig gesteld zijn. Het ED, Brabants Dagblad en BN-DeStem zijn namelijk alle eigendom van het Belgische concern DPG Media en dat is in meer dan een opzicht te zien aan het product, dat voor driekwart door de redactie van het Algemeen Dagblad (AD) zeer zichtbaar in Rotterdam wordt gemaakt. Gestampte pot, die door bijna alle regionale dagbladen in Nederland wordt opgediend. De ultieme concentratie van de dagbladpers, die al een halve eeuw geleden begon.

Onlangs nog werden de twee al gekoppelde noordelijke dagbladen, Leeuwarder Courant en Dagblad van het Noorden (Groningen) aan dit conglomeraat toegevoegd. Het is duidelijk dat toegenomen verliezen debet zijn aan deze ontwikkelingen en dat – toegegeven – een andere oplossing moeilijk denkbaar is. Toch zijn ze in het licht van de redelijk onafhankelijke informatievoorziening van de burger absoluut ongewenst en is het een raadsel waarom de Autoriteit Consument en Markt (ACM) noch de als eindverantwoordelijk te beschouwen regering niet op enig moment heeft ingegrepen. En dan te weten dat het ook al Vlaamse Mediahuis zich eveneens in ons land heeft genesteld en onder meer NRC in handen heeft. Lezer, gecondoleerd.