woensdag 28 januari 2015

Trouwboekje

Toen ik in 1957 trouwde, was het nog gebruikelijk dat bij overnachting in een hotel naar je trouwboekje werd gevraagd. Gemeenten wilden precies weten wat voor vlees ze in de kuip hadden en hoe legitiem het eventueel consumeren van de vleselijke lusten was. En nóg is het heel gewoon in binnen- en buitenland dat er aan de receptie formuliertjes worden ingevuld, ook al in verband met de toeristenbelasting. De politie kan trouwens aanleiding vinden om eens in een hotelregister te snuffelen.

Hoe het ‘achtenswaardige’ familiehotel in Valkenburg in deze te werk is gegaan, is mij tot dusver niet duidelijk. De suggestie dat het van het uitgebreide seksuele misbruik in een van zijn appartementen heeft moeten weten, is door de eigenaren ver van zich afgeworpen; men overweegt zelfs claims wegens het toebrengen van reputatieschade.

Maar dat trouwboekje had destijds vooral te maken met de zedelijkheid, al vermeldde het paspoort van een vrouw het toen wel degelijk als ze ‘echtgenote van’ was. Nochtans, op de dag dat mijn vader tegen mij zei: ‘En nu begint je elektriciteitsmeter te draaien’ ontstond enige paniek toen we ons trouwboekje kwijt waren. Voor de huwelijksnacht – we waren nog maagd hoor, dat hoorde bij het ordentelijk r.-k. zijn – was dat geen probleem, want ik had een bruidssuite in Drachten gereserveerd. Maar de huwelijksreis ging naar Raalte. Nou ja, het hotelletje daar deed niet moeilijker dan dat in Valkenburg.

Voor dat reisje mochten we de auto van mijn schoonvader gebruiken: een Hudson 1947, die ‘s winters op blokken in een garage stond (dan geen motorrijtuigenbelasting) en ‘s zomers voor weekendritjes werd gebruikt. Een prachtige Amerikaan, die bij voorbeeld een rolgordijntje had, dat je  van binnen uit bij koud weer voor de radiator kon laten zakken. Hij had nog wel een nadeel: verbruikte een liter olie per dag. Geen nood, er stond een doos vol blikken in de kofferbak.

Op de terugweg naar onze vers ingericht bovenwoninkje aan een Leeuwarder gracht, deden we Zwolle aan. Dikke pech: lekke band. Maar we waren zondagskinderen, dus botsten we in de stad zo ongeveer tegen een zwager op, die op handelsreis was en die de Hudson kende als z’n broekzak. Hij sloeg dus aan het rommelen in de kofferbak teneinde het wiel te wisselen. En: ‘Kijk es wat ik heb?’ Het trouwboekje. Was op de Grote Dag tussen de zitting en de rugleuning van de achterbank gegleden.

Wellicht ben je nog geïnteresseerd in het uiteindelijke lot van die Hudson? Trekker van een woonwagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten