Toen ik in 1957 trouwde, was het nog gebruikelijk dat bij
overnachting in een hotel naar je trouwboekje werd gevraagd. Gemeenten wilden
precies weten wat voor vlees ze in de kuip hadden en hoe legitiem het eventueel
consumeren van de vleselijke lusten was. En nóg is het heel gewoon in binnen- en
buitenland dat er aan de receptie formuliertjes worden ingevuld, ook al in
verband met de toeristenbelasting. De politie kan trouwens aanleiding vinden om
eens in een hotelregister te snuffelen.
Hoe het ‘achtenswaardige’ familiehotel in Valkenburg in deze te werk is
gegaan, is mij tot dusver niet duidelijk. De suggestie dat het van het
uitgebreide seksuele misbruik in een van zijn appartementen heeft moeten weten,
is door de eigenaren ver van zich afgeworpen; men overweegt zelfs claims wegens
het toebrengen van reputatieschade.
Maar dat trouwboekje had destijds vooral te maken met de zedelijkheid,
al vermeldde het paspoort van een vrouw het toen wel degelijk als ze
‘echtgenote van’ was. Nochtans, op de dag dat mijn vader tegen mij zei: ‘En nu begint je
elektriciteitsmeter te draaien’ ontstond enige paniek toen we ons trouwboekje
kwijt waren. Voor de huwelijksnacht – we waren nog maagd hoor, dat hoorde bij
het ordentelijk r.-k. zijn – was dat geen probleem, want ik had een
bruidssuite in Drachten gereserveerd. Maar de huwelijksreis ging naar
Raalte. Nou ja, het hotelletje daar deed niet moeilijker dan dat in
Valkenburg.
Voor dat reisje mochten we de auto van mijn schoonvader gebruiken: een
Hudson 1947, die ‘s winters op blokken in een garage stond (dan geen
motorrijtuigenbelasting) en ‘s zomers voor weekendritjes werd gebruikt. Een
prachtige Amerikaan, die bij voorbeeld een rolgordijntje had, dat je van binnen uit bij koud weer voor de radiator kon laten zakken. Hij had nog wel een nadeel:
verbruikte een liter olie per dag. Geen nood, er stond een doos vol blikken in
de kofferbak.
Op de terugweg naar onze vers ingericht bovenwoninkje aan een Leeuwarder
gracht, deden we Zwolle aan. Dikke pech: lekke band. Maar we waren
zondagskinderen, dus botsten we in de stad zo ongeveer tegen een zwager op, die
op handelsreis was en die de Hudson kende als z’n broekzak. Hij sloeg dus aan
het rommelen in de kofferbak teneinde het wiel te wisselen. En: ‘Kijk es wat ik
heb?’ Het trouwboekje. Was op de Grote Dag tussen de zitting en de rugleuning
van de achterbank gegleden.
Wellicht ben je nog geïnteresseerd in het uiteindelijke lot van die Hudson? Trekker van een woonwagen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten