Ik heb een zelfgemaakt woord, dat ik af en toe gebruik, meestal als het gaat over verhoudingen in de werksfeer, mediabeleid en politiek geharrewar: flapdrollerij.
Vandaag heb ik iets dat weer eens helemaal van toepassing is. De ‘bekering’ van Job Cohen tot het standpunt van Wilders over de positie van de koningin (of de koning) in het Nederlandse staatsbestel. Ik schreef al eerder over dit onderwerp op 29 oktober: To be or not to be.
De PVV diende tijdens het debat over de regeringsverklaring een motie in die een louter ceremoniële rol voor de koningin bepleitte. De PvdA stemde daar tegen, volgens Cohen omdat die motie voortkwam uit ‘venijn en revanchisme’.
En wat zegt Cohen nu in een diepgravend interview van dagblad De Pers over een eventuele beperking van de rol van de Koning? ‘Ik denk, als het aan mij ligt’ (kun je ook denken zónder dat het aan jou ligt? tSs) ‘dat je die kant op moet. Wij hebben altijd gezegd dat de Kamer een belangrijke rol moet hebben bij het aanwijzen van de informateur. Nu wijst de koningin de informateur aan. Ik denk dat het verstandig is om dat nog eens goed tegen het licht te houden.’
Let vooral op het weifelende en halfslachtige karakter van deze uitspraak, zeker als je die ‘tegen het licht houdt’ van de eerdere afwijzing van de PVV-motie. PvdA-leider, ga vooral zo door met dit soort flapdrollerij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten