‘Voor het geheel uit de regering verwijderen van de koningin is een Grondwetswijziging nodig en dus een tweederde meerderheid. Dat lijkt nog ver weg, maar als de sfeer van onvrede niet verdwijnt, kan de steun hiervoor doorgroeien.’ Zo schrijft Jan Hoedeman vandaag in de Volkskrant over de status quo rond de positie van de Koning (formulering Grondwet) in het Nederlandse staatsbestel.
Persoonlijk zou ik het niet hebben over ‘verwijderen’. Dat zie ik in een verhaal als dit als een schoonheidsfoutje, na alles wat de Oranjes in de loop van twee eeuwen voor dit land hebben betekend. Je hoeft geen royalist te zijn om zo te denken. Het gaat hier even niet over democratie – democratie is altijd onderhevig geweest aan een ontwikkelingsproces. De constitutionele positie van de vorst maakt deel uit van een fase daarin – een fase die mogelijk wat lang heeft geduurd, maar toch.
Wat mij eigenlijk verbaast is, dat in de discussie de koningin, Beatrix dus, het onderwerp is. Aan de ene kant logisch, want de meningen worden momenteel goeddeels bepaald door haar rol bij de recente kabinetsformatie. Aan de andere kant, de majesteit hoeft maar twee woorden te spreken om de situatie volledig om te schoffelen: ‘Ik abdiceer.’ Dat kan vandaag zijn, morgen, volgende week of met Kerstmis, maar lang zal het niet meer duren. En zal zij dan worden opgevolgd? Zo ja, door een Koning, die akkoord gaat met een louter ceremoniële rol, naar Zweeds model?
Alvorens verder te praten, zou het wel eens bijzonder nuttig kunnen zijn, de potentiële opvolger te vragen, hoe hij er over denkt. Het zou best kunnen zijn dat hij het ziet als een kwestie van to be or not to be, maar het omgekeerde is ook denkbaar: gezien de veranderde tijd het ceremoniële koningschap aanvaarden. Misschien vindt hij het wel zo makkelijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten