Mijn vader Henri (1877-1966), die minstens een keer per dag voortleeft in mijn gedachten, was een liefhebber van de liederen van Franz Schubert. Liefhebber, want hij mag dan voordrachtkunstenaar zijn geweest, hij was muzikaal gezien een autodidact. Hij paste er dus wel voor, zijn hobby, het zingen uit de cycli Die Winterreise en Die Schöne Müllerin in het openbaar te beoefenen.
Op zondag, na de mis, kwam mijn oudste zus Diny naar het ouderlijk huis om hem op de piano (heel wezenlijk bij de Schubertliederen) te begeleiden. Dan zong hij bij voorbeeld Der Lindenbaum: ‘Am Brunnen vor dem Tore, da steht ein Lindenbaum’’. Ga naar YouTube om dat lied door Dietrich Fischer-Dieskau (1925-2012) onnavolgbaar te horen uitvoeren.
Als puber vond ik dat natuurlijk maar niks. De ramen trilden ervan en ik was bang dat er een jongen van school voorbij zou komen.
Mijn zus kreeg het als vrijgestelde van de R.K. Apothekersassistenbond steeds drukker (de zondag was voor de ledenwerving), dus was Henri blij met elke pianist die hem bij de beoefening van zijn hobby wilde begeleiden. Zo ook Ankie ter Poorten die, gescheiden van haar man, een luitenant-generaal, aan de Overaseweg in Breda (voor het gevoel Ginneken) woonde. Je kon de twee daar soms op op het terrasje aan de voorkant van het huis zien pauzeren.
Dat laatste moet dorpsroddel hebben gegeven, want toen ik eens ‘n ontmoeting had met een Ginnekens heemkundeclubje werd ik over de aard van deze vriendschap geïnterpelleerd. Nou nee, honi soit qui mal y pense (‘honger maakt smalle pensen', aldus Henri). Hij was dit soort geklets wel gewend. Was immers met zijn Dina, zonder de daarvoor toen nog vereiste toestemming van haar vader, voor de kantonrechter getrouwd. Voor alle duidelijkheid plaatste hij het trouwboekje voor het raam van hun eerste onderkomen aan de Ginnekense Prins Hendrikstraat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten