De caravans zijn niet aan te slepen. Een bijkomend economisch voordeel van het coronavirus. BNR Nieuwsradio, die altijd uiterst behendig is in het plunderen van de ochtendbladen (zonder bronvermelding) weet zodoende te melden dat de aanwas in NL zo omvangrijk is, dat de stalling een probleem wordt. Wie in de grote stad woont, moet soms wel veertig kilometer rijden om het ding na de vakantie op te bergen. Wat de situatie met de tarieven doet, blijft nog even afwachten. Economie betekent heel vaak van de nood een deugd maken en schaarste drijft sowieso de prijs op.
Bij BNR zijn ze bedreven in meningen-journalistiek (als dat geen contradictio in terminis is). Dus moest er vanmorgen meesmuilend - mooi vergeten woord voor De Taalstaat - worden gedaan over de caravan. De combinatie is zo tráág. Het woord sleurhut bleef nog net achterwege. ‘Geef mij dan toch maar een camper,’ aldus de presentator.
Nou ja, de caravan heeft vooral onder jongeren een tuttig imago. Een TV-programma als ‘We zijn er bijna’ is daar mede debet aan. Maar hier spreekt een man met ervaring. Wij zouden die sleurhut nooit aan kant hebben gedaan, als de omstandigheden ons daartoe niet hadden gedwongen. Wat een vrijheid, en wat een mogelijkheden om het massatoerisme te ontwijken. Best wel relevant in coronatijd.
Toch liever een camper? Als dát er ook maar niet teveel worden. Op de camping vind ik het maar gesloten, individualistische dingen en als het over het verkeer gaat, in de Franse Alpen (Route Napoleon) hebben wij noodgedwongen met onze sleurhut heel wat uren achter zo’n trage slak gehangen. Nou jij weer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten