Gekwek in de ruimte. Via de ether, da's ouderwets, Digital Audio Broadcasting (DAB) niet te na gesproken. In de lezersrubriek van de vpro gids noemden ze het in het afgelopen voorjaar gekakel, vooral op de radio, en het waren de vrouwen die het moesten ontgelden. Dat heeft niet te lang geduurd, want na vier stukjes vond de redactie het kennelijk te gênant worden en kapte de discussie af. Daarmee is het probleem natuurlijk niet opgelost.
Laat ik maar eens bij het begin beginnen. Het moet ergens in 1947 geweest zijn, toen de radio-omroep nog echt omriep, eenrichtingverkeer met gedragen stem, dat mijn broer Berry, zijn leven lang (en dat was meer dan 91 jaar) radiofreak, een stemtest deed. Afgewezen! Timbre te hoog, wellicht ook de zachte g. In die tijd had men in Hilversum opvattingen over de eisen waaraan een radiostem moest voldoen, die mijlen ver zijn verwijderd van wat nu acceptabel is (alles!). 'Hier is de Radionieuwsdienst, verzorgd door het ANP.' Het verhaal ging, dat sollicitanten werden geselecteerd op een zo sterk mogelijke overeenkomst van de stemmen. De namen van de nieuwslezers werden in de uitzending niet genoemd. Het leek of altijd dezelfde man (nooit een vrouw) de berichten voorlas.
Een totaal andere wereld, die van radio en tv tegenwoordig. En dat is in principe natuurlijk normaal en goed. Het eenrichtingverkeer heeft afgedaan. De informatie komt allang niet meer alleen vanuit de studio. De luisteraar/kijker en de externe deskundige komt vrijwel voortdurend ook aan het woord, waarbij het gebruik van mobieltjes de laatste jaren niet alleen gemak betekenen, maar ook nog al eens frustratie en storing. 'Bent u er niet meer? Jammer, we proberen het straks nog eens.' De kwaliteit van de stem speelt geen enkele rol meer. Zo wordt het inderdaad 'n heel gekakel.
Mensen komen naar de studio; zitten rond een tafel, vergeten de microfoon en praten met elkaar, zien elkaar en hebben het gevoel dat hun communicatie goed verloopt. Maar de luisteraar/kijker 'aan de andere kant' ontbeert die lijfelijke aanwezigheid en ervaart vaak de gesprekken als gebrabbel; hij mist iets. Bovendien zijn we slordiger gaan spreken. We slikken woorduitgangen (vooral de uitgangs-n) in, gaan er als vanzelfsprekend vanuit dat - als de gesprekspartner knikt - de luisteraar het via het toestel ook wel oppakt. Er zijn zeer goede presentatoren, Eric Corton, afkomstig uit Oosterbeek (Gld), onder meer te horen in Met het oog op morgen, bekende ooit, spraaklessen te hebben genomen. Nou, het resultaat mag er wezen. Zo kan ik er nog wel 'n paar noemen. Vooruit, Jurgen van den Berg van het Radio 1 Journaal op de vroege morgen; laat die maat schuiven. En ik hoorde een WNL-man zichzelf corrigeren: 'Een aantal mensen zijn, eh... ik bedoel is...' Da's al heel wat.
Bij de vrouwen is het aantal genietbare stemmen schaarser. Kunnen ze niks aan doen. Columniste Nynke de Jong (regionale dagbladen) wier stem ik niet ken, meldde onlangs dat uit onderzoeken is gebleken dat mannen én vrouwen een mannenstem betrouwbaarder vinden klinken dan een vrouwenstem. Daar ga je, Willemijn Veenhoven (BNN), presentator van het werkdagelijkse De NieuwsBV op Radio 1. Zij mag daar maar liefst twee uren aaneen de lunchpauze vullen en doet dat voortreffelijk. Vindt ook cabaretier Vincent Bijlo, visueel gehandicapt en (elk nadeel hep z'n voordeel) wellicht de beste radioluisteraar des lands. Zeker, maar Willemijn heeft op z'n zachtst gezegd geen aantrekkelijke stem en dat wreekt zich vooral naarmate ze enthousiaster wordt en 'stentorend' aankondigingen roept. Bovendien pleegt deze dame niet alleen te presenteren of te interviewen, maar - volgens journalistieke maatstaven bedenkelijk - deel te nemen aan de door haar gestarte discussies. Als daar dan ook nog echte 'kakels' tussen zitten, wordt het niet meer om aan te horen. Maar ook zonder dat.
Ik vind dat radio- en tv-makers kritischer naar zichzelf moeten luisteren en er meer rekening mee moeten houden dat de doelgroep niet in de studio zit. Laat ze maar eens goed luisteren naar iemand als de Amsterdamse politiewoordvoerder Ellie Lust. Geweldig, wat een stem, wat een (vergeten woord) dictie. Alles goed op 'n rijtje en vlekkeloos Nederlands. Die kan zo overstappen naar de auditieve media.
Ik kijk zelden naar een Nederlandse film. Waarom? Alleen al omdat niemand onder de makers zich lijkt te bekommeren om de verstaanbaarheid van de acteurs. Sterker, het gelispel en gebrabbel is (sinds de Aktie Tomaat tegen het klassieke toneel, als dat van wijlen De Nederlandse Comedie?) is als stijlmiddel ingelijfd. Ondertiteling is onmisbaar. Ik wil helemaal niet terug naar vroeger, naar de declameertrant van Ank van der Moer en Han Bentz van den Berg, zoals in Vondels Gysbrecht: Waarrr werrd oprrechter trrouw dan tussen man en vrrouw ter weareld ooit gevonden? Overigens, een laatste terzijde, wij gaan met onze dramatisch erfgoed abominabel om, vergeleken met de Britten en hun Shakespeare.
Ik zal nu maar stoppen, voordat weer iemand leeftijdsdingetje roept.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten