Het woord is al zo lang in onbruik dat ik het jongmensch zou hebben gespeld. Het herinnert mij aan het vaak vertelde verhaal van de eerste ontmoeting van de mensen die mijn ouders zouden worden. Mijn vader was een poosje, niet bepaald tot zijn voldoening, ‘reiziger in suikerwaren’. Het was tegen het einde van de negentiende eeuw. In de trein kwam hij tegenover een meisje te zitten dat onderweg was naar een pensionaat in Zaventhem en het klikte. Nadien werd hij ten huize van mijn toekomstige moeder aangeduid als ‘het jongmensch uit de trein’.
Dat jongmensch kon overigens niet de goedkeuring wegdragen van de pa van het meisje, als haar eventuele huwelijkspartner. Dus moest hij van alles verzinnen, om haar ‘in het geheim’ te ontmoeten. Daarbij moet men in aanmerking nemen dat ‘nette burgermeisjes’ in die tijd niet met goed fatsoen onbegeleid over straat konden. Op zekere dag heeft mijn vader daar het volgende op gevonden.
Weer eens op terugreis naar zijn woonplaats Breda, zei hij tegen zijn collega’s handelsreizigers: ‘Straks wordt ik op het station afgehaald door twee knappe meiden.’ Het werd, geloof ik, zelfs een weddenschap. Bij een tussenstop, verstuurde hij snel een telegram naar het huisadres van zijn geliefde met de mededeling: ‘Arriveer om 3 uur op station. Tante Marie.’ Zodoende werd zijn meisje, vergezeld door een vriendin, met de paardentram naar het Bredase station gestuurd en daar zagen zij, uiteraard tot hun verrassing, niet tante Marie, maar het jongmensch uit de trein stappen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten