zaterdag 8 februari 2014

t, d en dt

Geen taaldeskundige zijnde, maar wel taalfreak, mede dankzij uitstekend lager onderwijs, zal ik jullie eens ‘n kunstje leren om voor eens en altijd af te komen van die ellende met de t, de d of dt aan het einde van een werkwoord.

Ooit heb ik voor huis-, tuin- en keukengebruik ‘n computerprogrammaatje gemaakt, een vraag- en antwoordspelletje met hetzelfde doel. 

Dat deed ik in Basic, een programmeertaal voor beginners, geënt op het aloude DOS, voluit Disk Operating System, zeg maar de voorganger van Windows. Dat DOS zit tussen haakjes nog steeds in Windows gebakken. Tik in het startmenu (linksonder) maar eens ‘Cmd’. Dan krijg je een zwart schermpje waarin je opdrachten kunt geven als ‘chkdsk’. Daarmee wordt het bestandssysteem op je computer gecontroleerd. Ik heb het net nog even in Windows 7 gedaan en kreeg de geruststellende mededeling: ‘Geen problemen gevonden.’

Dat oude programmaatje ben ik kwijt, maar het taalkunstje kan best in een stukje als dit worden voorgeschoteld.
Wij leerden dus dat we bij de spelling moesten uitgaan van de stam van een werkwoord. Je kijkt naar deze tekst. Het woord is kijken. De stam is kijk. Alleen bij jij (je), hij, zij (ze) en het moet er een t achter de stam. Dus ‘ik kijk’, maar ‘jij, hij, zij kijkt’. Je zult zeggen, da’s toch simpel. Het ‘probleem’ doet zich dan ook niet voor bij woorden waarvan de stam niet op een d eindigt. Je kunt het immers hóren. Daarom staat er ook t, d en dt boven dit stukje. Dus neem ik ‘worden’ als tweede voorbeeld. De stam is word. En als jij, hij, zij of het in het geding zijn dan moet er ook hier een t achter: jij wordt etc. (Zonder dat je het hoort.)

Zit je te schrijven en worstel je met het de vraag t of niet, vervang het woord waarvan de stam op een d eindigt dan in je hoofd tijdelijk door een woord dat niet op een d eindigt en je weet of de t er aan te pas moet komen of niet.

Dit ezelsbruggetje werkt ook als het persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, hij etc.) achter het werkwoord staat: ‘kijk je’, dus ‘word je’ -  ‘kijkt hij’, dus ‘wordt hij’. Helemaal consequent is dit niet, want waarom wel ‘je kijkt’ en niet ‘kijkt je’? Wat ‘n geluk dat vrijwel niemand, behalve sommige Rotterdammers, zoiets zegt als ‘Ik kijkt mij de ogen uit’, wat trouwens nog niet zo erg is als wat ik onlangs een radio-presentator hoorde verklaren: ‘We zagen onze ogen uit.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten