In een stukje over de oorlog (een stukje van een babyboomer op 4 mei) vermeldt Jos Kessels dat zijn ouders in die tijd verkering hadden. En dat ze elkaar tegemoet fietsten, zij vanuit Lieshout, hij vanuit Nederweert. ‘Allebei trouwens in het gezelschap van een broer en zus, omdat er in beide families nog meer harten sneller klopten’ (Cursivering van mij.)
In zekere zin is dit geschiedvervalsing. Want denk maar niet dat Jos’ toekomstige ouders deze begeleiding op prijs stelden. Het was namelijk, wat in deftige kringen chaperonne werd genoemd. Controle, bewaking tegen voortijdige intimiteiten of zeg maar gewoon bevruchting.
Eerder, omstreeks 1910, de verkeringstijd van mijn ouders, was het uitgesloten dat een fatsoenlijk meisje van de huwbare leeftijd alleen over straat ging. Mijn grootvader van moeders kant zag trouwens absoluut geen heil in de omgang van zijn dochter met wie genoemd werd het jongmensch uit den trein. Dit vergde uiteraard van mijn vader de nodige inventiviteit om mijn moeder te ontmoeten. Als reiziger in suikerwaren, sloot hij op ‘n keer met z’n collega’s een weddenschap af: ‘Ik word straks op het perron in Breda afgehaald door twee bloedmooie meiden’, of woorden van gelijke strekking.
Hoe hij dat voor elkaar kreeg? Hij had ‘s morgens een telegram gestuurd: ‘Arriveer te 16:30 uur = tante Marie.’ Waarna mijn moeder gechaperonneerd door haar hartsvriendin met de paardentram naar het station werd gestuurd, om ´tante Marie´ op te halen. En daar stonden ze dus, gearmd, in de stoomwolken. Als op een schilderij van Breitner.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten