donderdag 9 september 2010

Hé HEMA

De HEMA staat weer te koop. Het investeringsfonds, dat de oer-Hollandse tent enkele jaren geleden overmeesterde en tot dusver alleen maar voor ‘n hoop onrust heeft gezorgd, vooral onder het personeel, wil – mede gezien de florissante gang van zaken bij het bedrijf – nu wel eens z’n winst nemen, dus dat gaat een slordige duit kosten.

images[1] Als we nu eens met z’n allen hutje bij mutje zouden leggen? Want wie, vooral in Nederland (over de vestigingen elders in Europa, wil ik het even niet hebben) heeft er nou helemaal niets met de HEMA?

Ja, er was ooit een tijd dat je drie keer om je heen keek, voordat je die winkel binnen ging. Kwestie van niet gezien willen worden. Ik weet nog dat ik pas voor mezelf moest zorgen en nieuw ondergoed nodig had. Hoe zeg je nou zoiets, tegen zo’n winkelmeisje? ‘Hebbie ook ‘n onderbroekie voor me?’

Het was nog in de tijd dat die meiden, zomin als de winkel, erg hoog aangeschreven stonden. Een heel verschil met vandaag, nu we worden geholpen door deeltijdwerkende moeders, die, het viel me onlangs weer op, je uiterst vriendelijk en correct tegemoet treden.  Terwijl de HEMA allang van dat worstimago af is en er een origineel en vooruitstrevend inkoopbeleid op na houdt. Dat was trouwens al ver voor die buitenlandse investeerder toesloeg.

In de tijd waarover ik het heb, hadden we bij de voortrekkers een leider – oûbaas werd-ie genoemd, zoals veel termen bij de oudste verkenners toen nog verwezen naar de Suid-Afrikaanse Grote Trek – die de functie op verzoek van de kapelaan van het jeugdwerk op zich had genomen op één voorwaarde: ‘Ik ga niet in zo’n korte laaibroek lopen en zet ook niet zo’n gedeukte hoed op m’n kop. Laat staan dat ik kniekousen aantrek met van die rare kwastjes eraan.’

Als er ideale schoonzoons bestaan, dan was hij de ideale vader. Bij oûbaas Henk kon je met je puberale problemen terecht. Hij had z’n ogen niet in z’n zak. Ik kon de mijne haast niet afhouden van zijn bloedmooie, maar tamelijk ongenaakbare dochter, die voor ons het echte ideaal vertegenwoordigde: een madonna. De kuise, wel te verstaan. Als je het geluk had, met zo’n meisje verkering te krijgen, dan hield dat wel in: Zoenen mag, maar de rest is voor na de huwelijksplechtigheid. Vandaar dat ik destijds een ‘gevleugeld woord’ uitdroeg, dat luidde: ‘Het leven bestaat uit wachten.’

Maar Henk was een vent die gewoon met beide benen op de grond stond. Hij zei: ‘Als je het niet meer kunt uithouden, doe het dan niet met een verkoopstertje van de HEMA, maar ga naar een gecontroleerde prostituée. (Daar wist de kapelaan natuurlijk niks van.)

Klopt helemaal, reageerde dezer dagen een leeftijdgenoot, die vergelijkbare ervaringen zei te hebben, al waren we het er ook over eens dat wij als nette roomse jongens misschien iets aan de te brave kant zijn geweest.

Spijt? Echt niet, ik vind nog steeds dat wachten een kunst is en dat het doel, als het dan eindelijk bereikt is, daardoor zoeter smaakt.

(Column uitgesproken voor Omroep Best, 15.09.10)

1 opmerking: