Dit was dan die topdag voor de middenstand, waarvan het Journaal plichtsgetrouw verslag deed. Om de drukte voor te zijn, parkeerde ik al om vijf over negen in het centrum teneinde mij te voorzien van een fikse hoeveelheid feestsigaren, vijf al weken te voren bestelde dozen after dinners.
Nee dit wordt geen verhandeling over exorbitant rookgenot, gerelateerd aan een x aantal dagen levensverkorting. Aan dat soort flauwekul doe ik niet mee. Ik rook (soms). Basta.
Voor de deur van de sigarenwinkel was de sneeuw geruimd, in tegenstelling tot de stoepen van aangrenzende panden. Dat was nu juist het verraderlijke: op de nauwelijks opvallende laag glazuur kon ik me ternauwernood overeind houden. Neem het me dus niet kwalijk dat ik daar tegen de jonge vrouw achter de toonbank iets over zei: 'Heb je niet wat zout in huis, levensgevaarlijk'.
Krijg ik me daar 'n smoel terug, zo van: Nee, dat kan niet, ik kan de winkel niet in de steek laten, enzovoorts.
Al zet je er maar even een stoel neer, zodat de mensen er omheen lopen. Nee, want ze was zelf ook net buiten geweest en het was overal hetzelfde. Dat was het dus juist niet, betoogde ik en vroeg om m'n rookwaar.
Krijgt die muts, getuige een als bij toverslag veranderende houding, in de gaten, dat ze niet te doen heeft met een klant voor 'n pakkie shag of zo. 'Ik moet echt wachten, tot er meer personeel is', probeerde ze nog.
Krijg ik er nog lucifers bij, en zo, vroeg ik. En zo? reageerde ze, weer uit haar serviele rol gevallen. Ja, zei ik, die aardige baas van jou (bijna de reden dat ik dáár m'n sigaren kocht, maar dat liet ik er buiten), die gaf mij er onlangs lucifers en van die strookjes rozenhout bij. Ik ben hier niet bij de supermarkt, maar in een sigarenspeciaalzaak.
Dat laatste moest ze toch wel beamen. Prettige feestdagen, zei ze, want dat zeggen alle kassameiden op deze topdag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten