zondag 27 september 2009

Brunnenkresserahmsenfsamtsüppchen

We kregen het opeens in 't hoofd, voor één overnachting naar Monschau te gaan. Dat liefelijke, middeleeuwse stadje met z'n vakwerkhuizen en z'n grootse barokke handels- en weet ik wat nog voor meer panden, gelegen in een door de Rur diep uitgesneden dal van de noordelijke Eifel, 7 kilometer van het Belgische, maar Duitssprekende Eupen en van De Hoge Venen.

berg_komt_winkel_binnen In de jaren vijftig van de vorige eeuw was Monschau al doelwit van schoolreisjes: gegil in de bus als die de helling afdaalde naar het parkeerterrein. Een bergstadje en toch zo dichtbij. En altijd Kerst; er is zelfs een duidelijk als zodanig herkenbaar Weinachtshaus. Hotels, restaurants, terrassen, souvenirwinkels, kledingzaken rijgen er zich aaneen. Het kan nu wel crisis zijn, maar in de voorbije welvaartsjaren is alles piekfijn gerestaureerd, vernieuwd en opgepoetst. Ik zag een sportwinkel, waar men de schoonheid had ingezien van de bergwand, waar het huis tegenaan was gebouwd, maar die eeuwenlang achter een binnenmuur verborgen was geweest (foto).

In M. is het in vakantietijd en weekends altijd druk. Is het niet van Nederlandse en Belgische dagjesmensen, dan wel van de Akenaren, die er hun Ausflug van maken. Dus ook deze zonnige septembervrijdag, die je doet twijfelen aan het kwalijke van de klimaatsverandering.

In Duitsland kun je tegenwoordig beter eten dan ooit. Natuurlijk gelden nog wel de maatstaven van de gutbürgerliche Küche die zich vooral concentreren op schnitzelvarianten, maar ik heb er 'n stuk varkenslende nach Monschauer art gegeten, in een saus met een licht mosterdaroma. Prima. Men doet het voorkomen, of mosterd een exclusief product van Monschau is, maar een Duitser, met wie ik 's avonds in een Gasthof een langdurig want amusant gesprek had, haalde zijn schouders op en zei dat Nordrhein Westfalen vergeven was van de mosterd. En dat in Europees verband die van Dijon de beste is en blijft.

Het was een min of meer artistiek aangelegde man, van 'n jaar of zestig die z'n baard soms 'n paar dagen laat staan, een taalfreak, die een dagboek bijhoudt en in een amateurtoneelclub Schiller speelt. Hij wilde kennelijk niet al teveel over zichzelf kwijt, want beperkte zich tot: 'ingenieur uit een dorpje, 80 km ten oosten van Frankfurt'. Hij had zich toen al cynisch uitgelaten over de verkiezingen van heden: 'Geen van de partijen wil inzien, dat de grenzen van de economische groei zijn bereikt', oreerde hij. 'Ik vind dat, al ben ik ingenieur.'

Ook de Groenen niet?

'Ook de Groenen niet.'

Daarbij bleef het, wat de politiek betreft, want ik zei al, het was een amusant gesprek.

Zo verhaalde hij van een onmoeting hier in Monschau, met een bejaarde Zwitser, die met openbaar vervoer en te voet onderweg was van Noorwegen naar huis. 'Die man zei tegen mij: Schrijf in je dagboek, “Ik heb een zeevarende Zwitserse bergbeklimmer ontmoet”.'

Even later zal die zeevarende Schweiszerischer Bergsteiger de Gasthof betreden en een stuk appeltaart tot de laatste molecuul van zijn bord schrapen, om vervolgens boven dat bord in een diepe slaap te vallen. Diep, want zelfs een groep luidruchtige Nederlanders, die ook nog eens 'n drumstel bij zich hadden, konden hem er niet uit halen. (Ze waren zich trouwens niet van zijn aanwezigheid bewust.)

Onze taalfreak inmiddels, wees mij op de volgens hem onhebbelijke gewoonte van de Duitsers, woorden eindeloos aan elkaar te koppelen. Hij had een treffend voorbeeld op de menukaart van de Gasthof gevonden: Brunnenkresserahmsenfsamtsüppchen. Gelukkig stond de vertaling in het Nederlands erbij: Soepje van tuinkers, gearomatiseerd met mosterd en room. Toch ook weer die mosterd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten