zondag 26 april 2009

Zijn eerste job

Eigenlijk moet je niet van een job spreken. In die tijd heette dat een baantje. In 1934, de toenmalige wereldcrisis. Erger dan nu, weet hij, ex-bankmanager, inmiddels 89 jaar. Glashelder is zijn verhaal over zijn eerste werkweek, die tevens voor even ook zijn laatste was.

Hij heet Herman en kwam vannacht aan de telefoon bij AVRO's Nachtdienst een radioprogramma waarbij mensen worden uitgenodigd hun verhaal te vertellen. Onderwerp deze keer dus, 'mijn eerste job'.

Zo'n verhaal kan zo interessant en waardevol zijn, dat het jammer is dat het voor zo'n vluchtig medium als de radio wordt verteld. Eenmaal de oren gespitst, besloot ik alles zo goed mogelijk in m'n hoofd op te slaan en het hier neer te tikken. brouwerij_arend

Herman was dus veertien, toen zijn vader – een handarbeider te Amsterdam – invalide (arbeidsongeschikt) werd en tegen hem zei: 'Jongen, je zult er aan moeten geloven, wil er brood op de plank blijven komen. Moeder werkt ook.' De vader zei er nog iets bij: 'Wees niet bang, goed voor jezelf op te komen.'

Herman solliciteerde in Amsterdam bij een commissionair (zo heette toen een tussenhandelaar of importeur) van Tsjechisch porselein. Opdracht: de godsganselijke dag dat, zich op stellingen bevindend serviesgoed afstoffen. Loon: één rijksdaalder (twee gulden en vijftig cent) per week. Was dat veel in die tijd? Nee, dat was niet veel, zei Herman. Wel eens wat gebroken? Nee, daar heeft-ie nauwelijks de kans toe gehad.

De werkweek placht in de jaren dertig nog te eindigen op zaterdagmiddag om een uur. Zo begaf Herman zich na zijn eerste week porselein afstoffen naar het kantoor van zijn baas, teneinde zijn loonzakje in ontvangst te nemen. Maar die zei: 'Je moet eerst nog even naar de meid gaan.' Dat was een Duitse dienstbode, zoals er in die tijd velen hier werkten. Die meid vroeg:

'Kan je aardappelen schillen?'

'Nee,' zei Herman, dat doet mijn moeder altijd.'

'En groenten schoonmaken?'

'Dat ook niet, dat doet mijn moeder ook altijd.'

'Toch zal je aardappelen moeten schillen en groenten schoonmaken,' zei de meid, 'je voorganger deed dat ook.'

Waarop Herman: 'Dat doe ik niet, want daar ben ik niet voor aangenomen.’

Herman ging weer naar de baas om het loon, maar die was natuurlijk via de huistelefoon door de meid van de 'werkweigering' op de hoogte gebracht. Hij zei: ‘Je bent ontslagen.’

'Nou,' zei Herman, 'omdat er een opzegtermijn van één week geldt, moet u mij dan tweemaal een rijksdaalder uitbetalen.'

De baas, wel inziende dat hij een boel last zou krijgen als hij deze eis van Herman niet zou inwilligen, zette hem dus met vijf gulden aan de deur.

Thuisgekomen, zei Herman tegen z'n moeder: 'Ik ben ontslagen.' Waarop de arme vrouw in woede ontstak en hem een pak rammel verkocht.

Herman vertelt dat nu voor de radio of het de gewoonste zaak van de wereld was. Nou dat wás het ook in die tijd. Evenals het beloofde kwartje zakgeld, dat hem toen natuurlijk werd onthouden.

Vader kwam thuis en ging in zijn stoel zitten. Herman zei: 'Ik ben ontslagen en moeder heeft me daarvoor een pak rammel gegeven.'

Waarop de vader zei. 'Zozo. Kom Mien, laten we er eens met z'n drieën over praten, wat er nu eigenlijk is gebeurd.'

Herman deed alles nog eens uit de doeken. De vader - indachtig de 'assertiviteitsraad' die hij zijn zoon had meegegeven – gaf uiteraard als zijn mening te kennen dat de jongen juist had gehandeld.

Binnen een week had Herman een nieuwe baan, in de bottelarij van Bierbrouwerij De Arend, eveneens in Amsterdam. (Of was het De Gouden Arend? Er waren en zijn trouwens heel wat brouwerijen in Nederland en Belgie die Arend heten). 'Die arend staat er nog steeds', deelde hij tussendoor mee.

Zijn werkgever daar vroeg hem wat hij wilde verdienen. Dat vond Herman natuurlijk heel bijzonder dus hij waagde: 'Vier gulden vijftig per week,' waarop die baas onmiddellijk zei: Da's goed. Had ik nou maar vijf gulden gevraagd, dacht Herman. Zegt-ie tegen z'n moeder: 'Ik krijg 4,50 in de week. Krijg ik nou ook twee kwartjes zakgeld?' Dat kreeg-ie.

Herman heeft daar toch wel een aantal jaren op die brouwerij gewerkt. In 1943 trouwde hij en aangezien wel gebleken was dat-ie goed met geld om kon gaan, trad hij in dienst van wat heden ABN-Amro heet. Vanaf 1945 is hij gaan studeren, waardoor hij steeds verder kon opklimmen op de maatschappelijke ladder. Hij bracht het bij de bank tot 'hoofd inkoop'.

Herman moet nu, zijn leeftijd in aanmerking genomen, al 24 jaar met pensioen zijn. Over bonussen heeft hij in die radiouitzending niks gezegd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten