Het kon niet missen, bij het lanceren van de film
Michiel de Ruyter duiken weer de criticasters op die onze
zeeheld-door-de-eeuwen-heen de zwarte piet toespelen, wat betreft ons
slavernij-verleden.
Niks nationalisme of chauvinisme dat de weinige haren op m’n hoofd prikkelden
tot een poging rechtop te gaan staan. En wat sien ik vanmorgen in
nrc.next? Een interview met de biograaf van De Ruyter, die snel
afrekent met de beschuldiging: zwaar overdreven.
Volgens de biograaf, Ronald Prud’homme van Reine, heeft De Ruyter in
West-Afrika ‘n paar forten veroverd op de Engelsen, die door de Nederlandse
West-Indische Compagnie voor slavenhandel werden gebruikt.
De Ruyter was wat dat laatste betreft dus gewoon een kind van zijn tijd. Je
kunt eindeloos doorzeuren over onze mensenrechten-schendingen, maar het is nu
eenmaal verleden. En de film die nu gaat draaien is allesbehalve
geschiedenisles. De makers persen het leven van de held in twee uur sentiment en
spektakel. Je houdt daarvan of je leest liever dat boek van Prud’homme als je
per se de waarheid wilt.
In mijn lagereschooltijd waren onderwijzers, zoals ze toen nog werden
genoemd, ware duizendpoten en wij hadden in meneer Schellekens,
bijgenaamd d’n Ouwe, een groot verteltalent waar het geschiedenis
betrof. Zo van: ‘Jacoba van Beieren, dát was pas ‘n vrouw! Die had haar op d’r
tanden.’ Onvergetelijk is zijn versie van De Ruyter’s Tocht naar Chatham.
Het gewoon even op diens bevel met de schepen doorbreken van de ketting die
de Engelsen over de Theems hadden gespannen. Het trauma is daar aan de overkant
nog steeds aanwezig.
Intussen is het natuurlijk ook nog eens Hollands-Zeeuwse geschiedenis en
kunnen wij Zuid-Nederlandse zandhazen onze handen blijven wassen in onschuld.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten