Van mijn vader mochten wij niet zeggen 'ik heb honger'. Trek was het aanvaardbare alternatief. Hij zei ooit: 'Ik heb de echte honger gekend'. In de negentiende eeuw, begreep ik. Hij was 3 jaar toen mijn grootvader overleed. Mijn oma voorzag in het onderhoud van haar gezin met wat je kunt beschouwen als de luxe was voor welgestelden. Mijn vader moest dan in de vrieskou zo'n gestreken overhemd op z'n handpalmen naar de klant brengen.
In de Tweede Wereldoorlog hebben wij niet echt honger geleden, maar het was wel karig, hoewel mijn moeder een boeren adres had, waar trouw aan ons werd gedacht. Bij een andere boer konden we ook terecht, maar dan wel bij inlevering van kostbaarheden uit ons huis, zoals het tafelzilver. Wrange ervaring van mijn ouders, die als voordrachtkunstenaars op een priesterfeest bij die boer mochten optreden, in ruil voor deelname aan de maaltijd: de tafel was gedekt met dat ingeleverde zilver.
Na de bevrijding van het zuiden werd het mij via keuring bij de GGD gegund, deel te nemen aan een kinderuitzending naar Engeland. Motief: ondervoeding. Met andere woorden, het had beter gekund. Mijn twee jaar jonger broertje mocht niet mee (slechts één uit hetzelfde gezin), maar werd later wel liefderijk voor 'n tijdje opgenomen in het gezin van een West-Vlaamse 'rustend landbouwer'. Andere boerenkoek,.
Aan deze dingen moest ik denken bij de aanhoudende berichten over die hongerlijders in de Gazastrook. Echte honger.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten