Van verkenners, de r-k versie van padvinders, tegenwoordig aangeduid met het neutrale scouts, werd een dagelijkse 'goede daad' verwacht, liefst iets meer dan een 'oud vrouwtje helpen oversteken'. Oudere jongens werden voortrekker, een benaming die was ontleend aan de pionierende Zuid-Afrikaanse boeren; de hoofdleider heette dan ook oĆ»baas en zijn assistent baas. Voortrekkers werden geacht wat meer voor de maatschappij te doen dan die simpele goede daad. Zo gaat mijn herinnering terug naar – in de jaren vijftig van de vorige eeuw – de Sinterklaasactie.
De aalmoezenier (een van de kapelaans) selecteerde adressen van mensen die het niet breed hadden, Wij knapten speelgoed op en zetten dat voor de deur. Volgens de geldende moraal behoorde de linkerhand niet te weten wat de rechterhand deed, dus hooguit zag je om 'n hoekje dat het spul met gejuich werd binnengehaald.
En dan was er de hulpsinterklaas, evenals Piet – in delen van West-Brabant Assipan genaamd – uitgedost dankzij de handvaardigheid van een van de moeders. Zo gingen we op pad, met een auto plus chauffeur, beschikbaar gesteld door een Bredase grootindustrieel, De opbrengst ging naar de Vincentiusvereniging, een club van notabelen die zich eveneens het lot van minder bedeelden aantrok.
Ach, het was vooral leuk. Zo'n Sint die af en toe wat kerklatijn prevelde om zijn bisschoppelijke status te benadrukken. Zelf heb ik me die rol ook wel eens aangemeten. Onderweg van het ene adres naar het andere, kon het gebeuren dat je geweldig moest plassen. Dat gebeurde dan met opgetrokken tuniek in het pikdonker langs de weg. Kwamen we aan in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten en knielde een nonneke bij binnenkomst voor Sint-Nicolaas teneinde de modderspatten van diens schoenen te verwijderen.
Het kon ook gebeuren dat er geen tijd was voor dat geplas. In zo'n situatie zegende Sint-Nicolaas zijn gevolg met de woorden 'als de nood het hoogst is, is de redding nabij'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten