dinsdag 29 juni 2010

De postbode en andere dorpsfiguren

De postbode verdwijnt. De meteropnemer en de doodbidder achterna. Eerder moesten we – nou ja onze overgrootouders – het water- en vuurvrouwke al missen.

De postbode, de meteropnemer en de doodbidder, zijn onverbrekelijk verbonden met mijn dorpse jeugd. Daaraan moet ik nog regelmatig denken als ik op het Franse platteland, zo’n geel autootje van La Poste langs les Routes de Dieu zie snellen, stoppen, rijden, stoppen met de knipperende alarmlichten aan. Wie de clignoteurs laat knipperen doet vaak iets wat niet mag, zeg ik altijd. Aan de linkerkant van de weg stoppen en de auto met draaiende motor laten staan bij voorbeeld. La Poste. Let op: vrouwelijk – bij ons was het vroeger ook Tante Pos zonder t. Let op 2: de kleur geel, erfenis van de postkoetsen. Niks rood, niks oranje. Geel is de kleur van de post. Wie daar als postbedrijf tegen zondigt tekent z’n eigen doodvonnis.

Onze postbode, die van het dorp, heette Rops.  Hij had er een sigarenwinkel bij, maar ik kan me niet herinneren dat hij ook postzegels verkocht. Daarvoor had je immers het postkantoor. Punt uit. Ook moet ik betwijfelen of Rops z’n ronde deed met een bolknak in z’n mond – dat zou door de PTT als ondisciplinair zijn beschouwd, denk ik. Hoe zo’n man was uitgerust, met een enorme zwart-lederen tas en, in weer en wind gehuld in wijde cape, waarmee hij die half geopende tas tegen de regen beschermde.

De meteropnemer was Veltman. Een reusachtige vent, die bij Harmonie Concordia op de grote trom sloeg. Naast hem liep een klein ventje dat de bekkens hanteerde, maar dat geen gevoel voor maat of ritme had. Daar had Veltman het volgende op gevonden: ‘Ik roep Leve de meid van Vos en direct daarop doede gij Tsjing! Dus: Leven de meid van Vos Tsjing!’  Veltman was, eerder dan Rops de postbode, een wandelend nieuwsblad. Maar aan nieuws checken deed hij niet. Ooit stond hij, temidden van het publiek, naar een brand te kijken en zei: ‘Ze zeggen dat het mee ‘n heel klein vlammeke aangekomen is’.

De doodbidder. Dat was iemand, die een reeks adressen afwerkte om kond te doen van een overlijden. Gekleed in lange zwarte jas en met hoge hoed. In plaats van, of in aanvulling op rouwkaarten en advertenties. Bij ons was dat een nevenbaantje van koster Van der Heijden, die trouwens ook een garen- en bandwinkeltje dreef tegenover de kerk. Hij belde aan en draaide zijn riedel af, ongeacht wie open deed, dus ook al was dat een kind van ‘n jaar of zes. Stond-ie daar, met moeite zichzelf serieus nemend – bespeurde ik niet een scheef lachje? ‘De familie Dinges deelt u met droefenis mee….’ Zoiets.

Van der Heijden was sowieso een bijzondere figuur. Als-ie ‘s zondags in de kerk de centen ophaalde, kon-ie het niet laten geintjes te smiespelen. Zodat mijn vader ‘n keer quasi bestraffend zei: Van der Heijden, als je nog eens flauwekul maakt, geef ik een klap onder die dikke portemonnee van je, dat de centen door de kerk vliegen. Van der Heijden, de volgende zondag, zich naar mijn vader toe buigend: ‘Ge zijt er toe in staat, smeerlap!’

Allemaal voorbij.

2 opmerkingen:

  1. Geachte schrijver van "De postbode en andere dorpsfiguren" van 29 juni 2009,

    Deze morgen hadden mijn vrouw en ik het voor de zoveelste keer over mijn geestige vader (geboren in Zwolle, 1889, de rest van zijn zeer lange leven wonend in Leiden en Oegstgeest). Hij bezigde soms wonderlijke uitdrukkingen. Één van die kreten was "Leve de meid van Vos!". Ik dacht 'tik de kreet eens in op Google'. En zowaar! Ik kwam op uw site terecht. Als enige vermelding. Grote vreugde.
    Mijn verzoek: zou ook ú eens uw tanden willen stukbijten op de herkomst van deze zin? Bij voorbaat zeer bedankt voor uw medewerking.
    Met vriendelijke groet,

    Donald de Marcas.
    klac@wxs.nl

    BeantwoordenVerwijderen
  2. ... ik bedoel 29 juni 2010...

    BeantwoordenVerwijderen