zondag 20 juli 2008

Als door een waas van tranen

Om de zoveel tijd duiken ze op. Klachten over ongewenste foto’s in de krant. Nog steeds, hoewel je toch mocht veronderstellen dat de lezer – en dan bedoel ik niet die van De Telegraaf, want die schijnt niets anders te verwachten – onderhand murw is van de schokkende beelden die hem immers geregeld worden voorgeschoteld.

De tijden zijn veranderd. Ook wat het filteren van woord en beeld betreft. Als beginnend journalist kreeg ik van mijn hoofdredacteur op m’n donder omdat ik de ziekte had vermeld, waaraan een vooraanstaand persoon was overleden. Niet veel later zei een politieofficier tegen mij over een bepaalde fotograaf: ‘Die mag ik niet. Die fotografeert lijken.’ Toen, ergens in de jaren zestig van de vorige eeuw, twee wethouders van Eindhoven met een auto achterop een wagen met boomstammen knalden, werd ter redactie wat op foto’s van de slachtoffers te zien was, zorgvuldig weggeretoucheerd.

Intussen is de wereld verder verhard, en niet in de laatste plaats onder invloed van de internationale media en de ontwikkeling van de beeldcultuur, zijn de normen flink verschoven. Toch wordt er, als ik hoofdredacteur Birgit Donker van de NRC mag geloven (en waarom zou ik dat niet?) op de redacties nog regelmatig gediscussieerd over wat kan en niet kan.

Dezer dagen was het weer raak. Een lezer van NRC meldt: ‘Kort na elkaar werden twee weerzinwekkende foto’s van dode mensen geplaatst: een van het (door brand?) aangetaste, vrijwel geheel ontklede lichaam van een vermoord Zimbabweaans oppositielid (9 juli), gevolgd door een vijfkoloms close-up van over elkaar liggende lichamen van een groep verdronken Afrikaanse vluchtelingen (12 juli).’ De lezer vraagt naar de motieven en of het toevallig is dat het in beide gevallen gaat om niet-westerse slachtoffers. Hij vermoedt dat de krant met twee maten meet. Immers, van in Uruzgan omgekomen Nederlandse soldaten, zie je geen foto’s in NRC.

Het antwoord van hoofdredacteur Donker is, gezien de mate waarin hoofd- of lezersredacteuren zich over dit soort kwesties moeten uitlaten, tamelijk voorspelbaar. ‘Schokkend waren de genoemde foto’s zeker (...) kan niet altijd een reden zijn om dan maar niet te plaatsen (...) de krant heeft ook de plicht die rauwere kanten van het nieuws te laten zien (...) betekent niet dat we alles zomaar zonder beraad plaatsen (...) in onze afwegingen nemen we ook het gevoel van de lezer mee,’ enz. enz. En dan denkt Donker een sterk punt te hebben: De Britse premier Brown liet de foto van de vermoorde Zimbabweaan op G8-conferentie zien. Er is bij dit soort uiteenzettingen ook altijd een overigens, zoals hier ‘De foto is bewust discreet op twee kolom breedte gehouden en we zouden deze ook niet snel op de voorpagina plaatsen.’ Waarmee de hoofdredacteur van NRC definitief door de mand valt als hypocriet. Want, je plaatst zo’n foto, of je doet het niet. Een halve plaatsing is ook een plaatsing. Punt.

Alle andere mededelingen van Donker ter verdediging van het plaatsingsbeleid, zoals de opmerking dat de verwanten wellicht die foto van de omgekomen Nederlandse soldaat onder ogen zouden kunnen krijgen, bekijk ik daardoor als door een waas van tranen – van het lachen, wel te verstaan.



(Terug)naar hhBest.nl
Email: manieren@hhbest.nl

1 opmerking: