Onlangs schreef ik over een ‘beroemde’ slijterij in vervlogen dagen. Die buurtwinkels hadden een belangrijke sociale functie. Het waren ontmoetingsplekken, waar het kleinschalige nieuws werd doorgenomen.
Terwijl de klokken van de Bestse Sint-Odulphuskerk oproepen tot de paasmis, moet ik denken aan wat ik hierover uit de eerste hand heb vernomen.
Het hoefde niet eens Pasen te zijn, om een klant van die slijterij te inspireren tot de verzuchting ‘t Is ammel wa mee de poassemis. Een Brabantse variant van het nog steeds niet verdwenen ‘het is toch wat’.
De man die zich daar te pas en te onpas aan overgaf, placht in de winkel te komen voor de gezelligheid, al nam hij dan natuurlijk wel wat mee. Kreeg maar niet genoeg van het buurten. Terwijl de klantenrij voor de toonbank (niks kassaband) opschoof, liet hij regelmatig nieuwe binnenkomers voorgaan om zijn oraties te kunnen voortzetten, steevast afsluitend met ‘t is toch wa enz.
In de slijtersfamilie (de nazaten) leeft hij op deze manier voort.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten