Iemand in mijn omgeving die allergisch is voor het veel voorkomende verhaspelen van de taal en van zegswijzen op radio en tv – soms horen ‘de daders’ het zelf en willen het dan nog wel eens snel corrigeren – heeft zich voorgenomen, de oren daarvoor dicht te stoppen. Ik ben benieuwd of het lukt. Het is net zoiets als gevoeligheid voor valse muzieknoten. Die kun je niet uitschakelen.
Martijn Simons, die columns schrijft op volkskrant.nl, schreef onlangs: ‘Klagen over taal. Het is een van de laatste stuiptrekkingen van iemand die weet dat zijn dagen geteld zijn, dat hij is uitgespeeld.’ Uit de context begrijp ik dat Simons duidt op de onvermijdelijkheid van taalverandering. Maar niemand, ook Simons niet, kan mij het recht ontnemen, de veranderingen die duidelijk neerkomen op verarming van de taal, te betreuren. Daarbij voel ik mij allerminst uitgeteld, integendeel.
Journalist Kaj Elhorst, als @Politicus1 dagelijks uiterst actief op Twitter, mepte terug: ‘Het zijn de verloederden die denken dat taalverloedering hetzelfde is als taalontwikkeling.’ Steek in je zak.
In de Vlaamse krant De Standaard staat een stukje over de geringe animo in België om een straat te noemen naar Koning Filip. Ze citeert een woordvoerder van wat daar heet ‘Het Paleis’: ‘Er is nog geen enkele aanvraag gekomen. Ook in de periode van de troonswissel ontvingen we geen enkele aanvraag om iets naar Albert II te vernoemen.’
De krant corrigeert de woordvoerder, bewust of onbewust: ‘Er zijn in ons land al drie straten die naar Filip zijn genoemd, maar die dateren allemaal nog uit de periode dat hij prins was.’
Nog maar eens toegelicht. Een straat wordt inderdaad ‘genoemd naar’ en de persoon om wie het gaat wordt ‘vernoemd’. Een nuanceverschil in het Nederlands, dat, hoe bescheiden ook, zijn rijkdom mede bepaalt. Daarom is het verdwijnen van het onderscheid tussen ge- en ver- een verarming, die je mag betreuren zonder daarom een gefrustreerde ouwe lul genoemd te worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten