De Nederlandse gemeenten zitten nog niet aan de grond, maar dreigen doet het wel.
In de euforie van de jaren negentig van de vorige eeuw (die van de Vastgoedfraude weet-je-wel) leden ze aan ernstige landhonger. Het was een wedloop tussen gemeenten en projectontwikkelaars, van wie de laatsten trouwens niet zelden aan het langste eind trokken.
Een glashelder beeld heb ik daar niet van, maar er was vaak ook sprake van ‘nog net geen vastgoedfraude’, namelijk in die gevallen dat er tussen gehaaide ondernemers of grondeigenaren en ambtenaren dealtjes werden gesloten. En ik weet zeker dat er in die tijd ook leuke perceeltjes in nieuwe Bestse wijken bij voorkeur aan ambtenaren zijn toegewezen. Onder het motto ‘voor wat hoort wat’. Die leuke locaties zijn later, bebouwd en wel, weer voor booming prijzen overgedaan, waarna het spel elders opnieuw kon beginnen.
En nu zitten we dus met de brokken. Je ziet het onder meer terug in de kwestie buurtschap Aarle, waar de gemeente Best in 2006 16.000 m2 grond kocht met een na-oorlogse boerderij plus stallen voor 8,5 ton. Je kunt rustig zeggen dat ze daar nu mee in de maag zit, niet in het minst omdat de gemiddelde Bestenaar (zo kan men uit een door het Bewonersoverleg gehouden enquête afleiden) verkaveling van dat perceel niet ziet zitten. Verkoop met behoud van de agrarische bestemming is de andere optie, maar wie gaat daar vandaag de dag nog 8,5 ton voor neertellen?
Intussen heeft de gemeente al voor 30 miljoen op de door haar gekochte gronden moeten afschrijven en ziet ze zich gedwongen, de woningbouw verder te temporiseren. Wat nu te doen met ‘oude afspraken’ met projectontwikkelaars? Daarover staat vandaag in het Eindhovens Dagblad dat die niet zomaar kunnen worden opgezegd. O nee? Waarom zouden deze handelaren bij de verdeling van de crisispijn de dans ontspringen? Wie z’n gat verbrandt moet op de blaren zitten en verbrand zijn we allemaal door tientallen jaren op z’n zachtst gezegd op te grote voet te leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten