Als verslaggever bij een zich katholiek noemend dagblad (motto: Omdat ik het geloof bezit, heb ik gesproken) heb ik het eens aan de stok gehad met de censor, een pastoor ter plaatse. Ik had vanuit mijn jeugdherinneringen een stukje geschreven over het in onbruik raken van één van de zogenaamde sacramentaliën. Dat waren, om het maar eenvoudig te zeggen, in de roomse kerk hulpmiddelen bij het bidden. Nog hier en daar in zwang: het askruisje.
In concreto ging het over het Hubertusbrood: een door de bakker speciaal gevormd en door de priester gezegend blokvormig ‘cadetje’. Het werd op de feestdag van de jagerspatroon in november niet alleen gevoerd aan de jachthonden tegen hondsdolheid, maar ook aan de ontbijttafel van mijn moeder met smaak geconsumeerd. ‘Wie ter communie gaat, krijgt Hubkesbrood!’
De pastoor vond, zo liet hij, natuurlijk via de hoofdredacteur, weten, mijn stukje zo niet onjuist, dan toch te zeer geïnfecteerd door ironie. Denk ik. Maar veel meer dan wat onschuldig nostalgisch gebabbel zal het wel niet zijn geweest. Wat dat betreft wil ik wel de hand in eigen boezem steken.
De Romeinse landvoogd Pilatus, hier trouwens door de zeventiende-eeuwer Jan Lievens afgebeeld als een Oosterse vorst, wast zijn handen in onschuld.
Bijbelstudie was niet de sterkste kant van de katholieke leek. Het lezen van de bijbel werd niet eens gestimuleerd. Je hoefde niets te weten, als je maar onvoorwaardelijk geloofde.
Wat op de katholieke jongensschool wel wekelijks, als prelude van de (verplicht te volgen) zondagsmis aan de orde kwam, was het Evangelie: het Woord van Christus dat ons dan werd uitgelegd, aan de hand van ingelijste posters in art-deco-stijl: ‘Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien.’ (Mattheus 13:1-23) De prenten werden op vrijdag van klas naar klas doorgegeven. En zo’n katholieke onderwijzer wist het echt wel zo te brengen, dat je er iets aan had. Legitimatie van het bijzonder onderwijs, op een manier die geen enkele docent nog in zijn mars heeft.
Natuurlijk kwam zo in de Goede Week ook het lijdensverhaal aan bod. Waardoor wij bij voorbeeld weet kregen van de laffe rol die de Romeinse landvoogd Pontius Pilatus speelde bij de uitlevering van Jezus de Nazarener aan de joodse hogepriesters die om het hardst riepen dat hij moest worden gekruisigd. Pilatus probeerde het eerst met een opdracht, Jezus te geselen, denkend dat hij diens vijanden daar wel mee tevreden zou stellen: ‘Ecce homo – Ziet de mens.’ Daarna (‘Ik vind geen schuld in deze mens’) gaf hij zich gewonnen, maar waste als teken dat hij er afstand van wilde nemen nog even symbolisch zijn handen. ‘In onschuld.’
Van deze kennis – de eeuwige hypocrisie van de ‘boven ons gestelden’ - is dus in het ontkerkelijkte Brabant met zijn nog slechts in naam katholieke scholen, niets meer over. Zodat het – gelukkig ongecensureerde – regionale dagblad het tot zijn taak rekent, zijn lezers ‘bij te praten’: Pasen: hoe zat het ook alweer? Daarvoor frist een oudere redacteur op zijn beurt z’n geheugen op.
De manier waarop media vandaag de dag hun infotainment praktiseren (er zijn gelukkig uitzonderingen) maakt dat ik nog net niet verbijsterd ben. Het resultaat bevestigt dat de ‘geheimen des geloofs’, zoals die in de Goede Week, trouwens beginnend met de triomfale intocht van Christus in Jeruzalem (Palmzondag), niet zijn weer te geven in een layout-technisch, volgens de geldende maatstaven bepaalde notendop.
Arme redacteur. Dat leidt onherroepelijk tot ‘smakelijke paashazen’ (gaan die ook al in de pan?) ‘en –eieren, die het einde van de vasten markeren’. En tot een reproductie van Het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci, in combinatie met de volle parking van IKEA op Tweede Paasdag. En tot een wel heel oppervlakkige duiding van waar het nu eigenlijk over gaat.
Wat mij volledig ontgaat is, wat - afgezien van onderhoudende bladvulling - de zin is van zo’n verhaal. Want zelfs vanuit cultuur-historisch oogpunt bezien, valt er nauwelijks iets uit op te steken.
O ja, in dat katholieke Brabant was het gebruik, op Goede Vrijdag om 3 uur (volgens de bijbel het zesde uur), op kantoor en in de werkplaats te knielen voor een kort moment van bezinning op het sterven van de Heer.
BeantwoordenVerwijderen