Er zijn van die uitdrukkingen, die ons op de lagere school werden uitgelegd en waarvan nu nauwelijks nog iemand iets weet. Uitzondering is onder anderen de schrijver Guus Kuijer, die op Twitter meldt ‘af en toe gebruik ik een vergeten uitdrukking’ en dan de daad bij het woord voegt. Zo’n spreekwoord is: de huik naar de wind hangen. Voor ik dat ga uitleggen, zeg ik vast: moge de toepassing daarvan in deze coronatijden tot het uiterste worden voorkomen.
Een huik is een kort manteltje dat ooit door deftige mensen over één schouder werd gehangen. ‘De huik naar de wind hangen’ was een vorm van opportunisme. Men paste zijn gedrag aan, aan de omstandigheden, meer in het bijzonder de veronderstelde wensen van de omgeving.
Nu de Kamerverkiezingen van 2021 naderbij komen – even afgezien van wat daarvan bij een voortdurende crisis terecht zal komen – zal de neiging tot politiek opportunisme toenemen en niet langer de specialiteit zijn van populisten als Wilders en Baudet.
Tot dusver staat de democratie in Nederland nog aardig overeind: zie het aantrekken van een PvdA-er (Martin van Rijn) als ‘tijdelijke’ minister voor medische zorg – zie ook de ontspannen manier waarop minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid vorige week tijdens een Kamerdebat reageerde op een gezamenlijk idee van PvdA en GroenLinks: ‘aardige samenwerking’. Die De Jonge komt niet gauw in de nauwe schoentjes, zoals de Vlamingen dat uitdrukken.
Maar de mentaliteit kan veranderen, gaandeweg het opschalen en versoepelen. Het mag niet gestuurd worden door averechtse gedragingen, wensen en zelfs protesten van meestal onsamenhangende groeperingen in dit land, vergelijkbaar met de knieval van het CDA in Brabant voor een belangrijk bestanddeel van zijn achterban, de boeren.
Ik wilde dit op tijd gezegd hebben..
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten