woensdag 9 oktober 2019

P.C. de Brouwer en zijn ‘Edele Brabant’

In het tijdschrift in brabant. alweer tiende jaargang, 2019-3, een fraai themanummer met veel nooit of zelden geziene archieffoto’s over oorlog en bevrijding, staat een artikel van de cultuurhistoricus Olivier Rieter over de Brabantia Nostra-beweging: ‘verdachte nostalgie?’

Rieter baseert zich op een publicatie van de historicus Jan van Oudheusden, als hij vaststelt, dat Brabantia Nostra – gelijknamig tijdschrift en verder gespecialiseerd in de bouw van mariakapelletjes in het Brabantse land – in de jaren dertig-veertig weliswaar een oerconservatieve organisatie was, zich verbonden achtte met de Duitstolerante Nederlandse Unie van de toenmalige hoogleraar De Quay c.s., maar niet fascistisch.

Een studentenbeweging, tamelijk onschuldig, vooral bewogen door de thematiek zoals door de Vlaamse componist-schrijver Emiel Hullebroeck, vastgelegd in zijn lied Edele Brabant Were Di. Een uitzondering vormde kennelijk ‘kopstuk’ Ferdinand Smulders, alias de dichter-publicist Paul Vlemminx, die al voor de oorlog  lid was van de Dietsche Nationaal Socialisten; hun doel was een nieuw Groot Nederland, samen met Vlaanderen.

Voor mij is dit allemaal ‘nuttige informatie’, aangezien ik destijds te jong was om er iets van mee te krijgen. Mijn referentie is Hilvarenbeek, waar ik Hullebroeck zag als eregast op de (naoorlogse) Groot Kempische Cultuurdagen en waar de moderator van Brabantia Nostra tot zijn dood op 87-jarige leeftijd in een deftig huis aan De Vrijthof (niet ‘het’, dat is Maastricht) woonde: de priester-classicus Dr. P.C. de Brouwer.

Olivier Rieter  vermeldt een vernietigende typering van De Brouwer door het naoorlogse ‘geweten’ van de katholieke ‘intelligentsia’, de historicus L.J. Rogier: ‘een bekompen dorpspastoor’. In de opvattingen van de door mij zeer bewonderde Rogier valt overigens wel enige fluctuatie waar te nemen, want in zijn standaardwerk Katholieke Herleving (1956) noemt hij de stichter van het Tilburgse Odulphuslyceum nog ‘naar hoofd en hart rijk begaafd’. Maar ja, toen had De Brouwer nog niet vermanend ten afscheid geschreven: 'Zeul niet ondoordacht mee met de vernieuwingsdrift'.

Mijn rechtstreekse confrontatie met P.C. de Brouwer was kort na zijn dood in 1961, toen de veiling van zijn inboedel in Beek werd voorafgegaan door ‘kijkdagen’. Het bleek, constateer ik achteraf, een illustratie van de laatste kwalificatie door Rogier: dorpspastoor. Inclusief een soort kakstoel voor personen van zeer hoge leeftijd. Bas Aarts verleent trouwens De Brouwer op de website Brabants Erfgoed de titel ‘emancipator van Brabant’. Dat is even andere koek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten