vrijdag 4 oktober 2019

Betrekkelijke vrijheid

Er gaat geen dag voorbij, of artikel 7 van de grondwet komt weer eens bovendrijven: de vrijheid van meningsuiting. Het wordt te pas en te onpas aangehaald. Ik doe het ook maar weer eens, maar wel compleet:
Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Deze formulering is van 1848. De wereld is intussen zo veranderd dat de wetgever er (overigens alweer meer dan 35 jaar geleden) een nuancering aan heeft toegevoegd: je hoeft er geen drukpers voor te hebben.
Waarom wordt er zo vaak met dat grondwetsartikel gewapperd? Niet in de laatste plaats omdat nog net niet iedereen zijn meningen en meninkjes via het internet de wereld in slingert. Veelal zonder nadenken, het denkvermogen van toetsenisten en toeteraars in het midden gelaten. Hoe dan ook, de vrijheid van meningsuiting blijft overeind.
Maar is dat echt zo?  De wet maakt wel degelijk een restrictie: ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’ Je kunt dit opvatten als: weet waar je mee bezig bent. De jou toegestane vrijheid is betrekkelijk. Overbekend is het gegeven dat aantasting van iemands eer en goede naam strafbaar kan zijn.
Wat mag nog meer niet? Ik stel vast dat mede door de praktijk op social media de moraal voortdurend verschuift. Het is ‘n soort sport geworden, te laten zien wat men durft aan het scherm of het papier toe te vertrouwen, respectievelijk op het podium te roepen. Recent onderzoek vanuit de universiteit van Cambridge heeft uitgewezen, dat politici – ook in Nederland – het internet gebruiken om regelrechte leugens te verkondigen.
In het dorp waar ik woon zijn twee toneelclubs, die volijverig bezig zijn, ‘met hun tijd mee te gaan’.  Dat houdt onder meer in, niet langer genoegen nemen met toneelstukken die door gespecialiseerde uitgeverijen worden aangeboden, maar zelf op dit terrein creatief zijn en experimenteren. Op zichzelf heel goed natuurlijk, zeker als men de plaatselijke geschiedenis als inspiratiebron gebruikt (200 jaar gemeente Best!).
Toch is het dan uitkijken geblazen, zo ondervond een van deze toneelverenigingen. Zij voerde in haar voorstelling verschillende ‘plaatselijke historische figuren’ letterlijk ten tonele. Helaas pakte dat in één geval verkeerd uit. Nazaten van een uitgebeelde persoon zaten in de zaal en konden in die figuur hun familielid qua karakter absoluut niet herkennen, sterker, zagen zijn nagedachtenis besmeurd met wat zij beschouwen als ‘onderbroekenlol’.
Zelfcensuur is uit den boze, maar goed nadenken en een en ander tegen elkaar afwegen, daar is niks mis mee. Zeker als het allemaal zo dichtbij is.

Ik verwijs ook graag naar deze column van Akyol in de AD/r Nieuwsmedia van 5 oktober 2014

2 opmerkingen:

  1. Het is een beladen onderwerp geworden, dat toneelstuk en die vermeende karaktermoord. Vooraf had niemand er problemen mee dat bestaande personages genoemd en gebruikt zouden worden. Het leek zo'n leuk idee.
    Achteraf bezien had het juridisch slimmer geweest om een fictieve naam te gebruiken. Deze was dan 'losjes' gebaseerd op misschien wel iemand die er ook ooit echt was, maar toegeven zou je dat nooit. Zo doen ze dat in films ook vaak.
    Al doende leert men.
    Zijn familieleden ooit tevreden als hun familielid niet de heldenrol krijgt? De schurk of het slachtoffer van grappen wil je je overleden familielid niet laten zijn. Daar is de herinnering in principe te dierbaar voor. Iedereen 'ziet' iemand die ooit leefde ook anders. Het is vrijwel onmogelijk om iemand zo neer te zetten dat ook intimi hem of haar 'herkennen' als de vriendelijke persoon die hij of zij privé ook kon zijn, terwijl collega's hem of haar in de herinnering misschien wel heel anders ervaren hebben. Na het overlijden is ieders herinnering hoe dan ook al veranderd.

    Ik voel mee met de familie. Achteraf bezien had het anders kunnen worden gedaan... Iets om allemaal van te leren.
    Dan nog kan je je familielid er in herkennen, maar niemand die zal toegeven dat deze het eventueel ook was...
    Laten we vooral leren van de ervaring en verder stoppen met moddergooien. Dat staat immers niemand.
    Ik ga er van uit dat het niemands intentie was om via dit toneelstuk eens lekker uit te halen naar ooit bestaande personages. Dat was twee jaar geleden anders bij het toneelstuk over de tante die naar het concentratiekamp moest. De dansschoolleraar die haar aan de Duitsers verraadde werd daarin doelbewust 75 jaar naar dato nog even door het slijk gehaald. Doelbewust en heel gericht. Niemand die daar over klaagde, ook de familie (durfde dat) niet...
    Maar mag dat dan wel? We kunnen zijn gedrag in de oorlog wel afkeuren, maar is ons gedrag dan beter als je doelbewust via het toneelstuk met naam en toenaam nog wraak neemt? Als deze club juridisch in de problemen zou komen door dit gebeuren, dan moet die andere club dat ook gaan komen...
    De vrijheid om bestaande personages op te voeren en neer te zetten zoals je dat wilt, geldt die alleen als het ons uitkomt en past bij wat ons welgevallig is, of geldt deze altijd?

    Ik weet niet hoe het juridisch zit, of het mag. Als het mag vind ik wel dat we dan één lijn moeten trekken en niet via waardeoordelen dan maar regels rekken of uitleggen zoals het ons uitkomt. Beledigen kan je iemand alleen als deze beledigd wil worden. Vrijheid van meningsuiting is niet een garantie dat je niet beledigd mag worden. Sterker nog, ik zou willen stellen dat vrijheid van meningsuiting een garantie is dat je beledigd mag worden. Immers, zou je niet beledigd mogen worden, dan zou niemand meer wat mogen zeggen want er is al snel iemand beledigd als er een mening gegeven wordt.
    Hoe kan je ooit iets over de geschiedenis opvoeren en enige historische betekenis aan geven als je de personages van toen niet mag gebruiken? Hoe moet je een epos over de Tweede Wereldoorlog opvoeren zonder de namen van de toenmalige spelers te noemen? Die kunnen echter allemaal familie hebben die "hun" vader, moeder oom of schoonvader anders zagen.

    Zou ik dus de regels mogen opstellen, dan zou ik het opvoeren van historische figuren toestaan. Wel moet er een disclaimer bestaan die aangeeft dat het een toneelstuk betreft en niet een weergave van een eventuele werkelijkheid.

    PS: Als iemand mij in de toekomst ooit wil opvoeren, ik zou graag twee meter groot willen zijn, een flinke bos haar op mijn hoofd en uiteraard een goddelijk lichaam. Dat laatste heb ik al, maar die andere punten mogen er best wel bij gefantaseerd worden. :-)
    Mijn slechte punten: Maak mij maar een nog veel grotere zeikerd dan ik in het echt al ben. Dat zou ik persoonlijk wel een eer vinden, maar mijn nazaten zouden daar misschien wel anders naar kijken. Dat is dan hun probleem.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. In het kader van genoemde vrijheid, heb ik deze reactie niet ingekort. Dank, Tom Lassing, voor je interessante redenering.

      Verwijderen