De Nationale Raad voor Liturgie. Nooit van gehoord, terwijl ik qua verbondenheid met het katholieke geloof (wat iets anders is dan praktisering) toch al ‘n aantal jaren meega. Dat laatste houdt per definitie in, dat ik behept ben met een natuurlijke weerzin tegen bemoeizucht met wat ons van kindsbeen af is ingegeven; het zingen van traditionele kerstliederen, die vaak ook nog met een zekere romantiek zijn omgeven.
Zo’n Oostenrijkse schoolmeester als Franz Gruber, die in 1818 het Stille Nacht uitvond en dat toen in zijn ingesneeuwd dorpskerkje uitvoerde. Dat is toch alleen daarom al mooi? Vooruit, kerstmooi. Daar ga je geen ‘liturgische regels’ mee verbinden? Daar blijf je gewoon van af. Ik zou bijna zeggen, net als van Zwarte Piet.
De Herdertjes lagen bij Nachte, ochgottegot en ze hadden hun schaapjes nog geteld ook. ‘Laat ze maar stillekes liggen’ werd er bij ons thuis geroepen, als kinderen dat aan de deur kwamen zingen. Van het slot werd ik ‘n beetje weemoedig, want ‘t ‘liep tegen het nieuwe jaar’ en dat betekende dat het feest alweer bijna voorbij was. En dan die straal uit hoogte, die viel op het kribje ‘beneên’. Dat leek me niet ongevaarlijk.
Het heeft allemaal nooit iets met liturgie te maken gehad, dus valt er niks over te mauwen. En Stille Nacht, dat lied is zo internationaal, dat het alle mensen van goede wil in de wereld verbindt. De Duitsers zongen het ook in de oorlogswinters en ja, dat dééd je toch wel iets. Zo van, het zijn óók maar mensen. Trouwens honderd jaar geleden zwegen aan het IJzerfront de kanonnen voor dit ultieme lied van de vrede.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten