In juni beloofde ik mezelf, na een bezoek aan de ijskelder van het kasteel in Heeze, nog eens naar een vergelijkbare inrichting te gaan kijken op het landgoed Wolfslaar bij Breda, temeer omdat ik daar dierbare jeugdherinneringen aan heb, die ik in het stukje IJskelders al heb geschetst en hier verder uitgediept.
Uit een nogal snorkende, want commerciële website van de huidige exploitant van het in 1955 door de gemeente Breda aangekochte landgoed, een restauranthouder, blijkt dat het chique landhuis en bijbehorende opstallen uit 1862 stammen. Rond die tijd is waarschijnlijk ook de vijver gegraven en kan de ijskelder met de daaruit voortgekomen specie zijn opgeworpen.
Bij de aankoop door de stad Breda was die ijskelder, een berg met binnenin een gestuct gewelf en een houten prieel bovenop, nog volledig intact. Dat is niet meer het geval, al blijkt de hoofdmoot van het ‘bouwsel’ tot mijn voldoening nog te bestaan. Ga je via de reguliere ingang het landgoed op, dan zul je de ruïne - als een kasteel van Doornroosje geheel begroeid met voornamelijk bodemkruipers - niet vinden. Uit mijn geheugen viste ik echter de situering van de ijskelder ten opzichte van de vijver, zodat ik met succes een zandpad volgde dat op enige afstand langs het geheimzinnig ogende hol in de berg bleek te lopen.
De ingang is duidelijk zichtbaar, maar ik weet niet of er nog een deur in zit. Je kunt er niet bij komen, want vanaf de vijver is een diepe sloot gegraven die vol water staat. Voor de natuur is dit geïsoleerde relict ongetwijfeld belangrijk. Vleermuizen? Toch zou de historische buitenplaats Wolfslaar aan waarde winnen als die ijskelder in zijn oude glorie zou worden hersteld en benaderbaar zou worden gemaakt. Zó duur is dat nou ook weer niet.
Zie ook: De ridders van de ronde tafel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten