zondag 10 juli 2011

Burgemeesters

In een opiniestuk in het ED steekt Frans Adriaanse, voorzitter van de Stichting Behoud Erfgoed Oirschot, de loftrompet over E.A.M.A. Steger (zich nóóit  tegenover het gemene volk Ed noemend), burgemeester van 1938 tot maar liefst 1967.

De verdienste van Steger zou zijn, dat hij het monumentale dorp tegen aantasting van wat dan ook heeft weten te behoeden. Zit zeker veel waarheid in, al vraag ik me nu af, onder wiens bewind indertijd die rare donjon van een of andere meubelfirma aan de Koestraat is verrezen.

Tegenwoordig spreekt men niet gauw meer over een burgemeestersbewind, aangezien de dominante positie van deze functionaris intussen tot laat ik zeggen wat democratischer proporties is teruggebracht. Maar tot in de jaren zestig van de vorige eeuw had een burgemeester, zeker van een dorpsgemeente, veel meer invloed op de ontwikkelingen,  kon hij er zijn stempel op drukken. Een burgemeester als J. van Woensel, bij voorbeeld, opgeklommen tot het ambt vanaf volontairtje (zoals dat toen nog heette) op een gemeentesecretarie. Hij industrialiseerde de gemeente Hoogeloon in de Kempen, door met een koffertje vol documentatie de bedrijventerreinen van Eindhoven af te speuren op ondernemingen die duidelijk wat krap in hun jasje zaten.

Iemand die ook erop uit was, zijn agrarische gemeente op te stuwen in de vaart der volkeren, was P. Ballings, een ex-rijksambtenaar, geparachuteerd in Bladel. Hij begon ermee, licht, lucht en ruimte te scheppen, door alle majestueuze bomen op de Bladelse Markt te rooien. ‘Moet je ook doen,’ zei hij tegen collega J. Stevens van het nabije Eersel, een dorp dat qua monumentaliteit met Oirschot kan wedijveren. ‘Nee’, zij Stevens, ‘ik plant zelfs lindebomen bij, voor als de oude sterven.’

Over ‘macht’ gesproken, mr. G.F.J. Notermans (voor intimi Guido) verbood een heropvoering van een operette De Rozen van Sjanghai, vanwege de daarin vervatte kritiek op de gemeente Best. Schreef de legendarische streekjournalist Piet de Bont: ‘Geen rozen zonder doornen.’ Notermans kwaad.

Maar Steger in Oirschot was iemand die in 1963 de viering van zijn zilveren ambtsjubileum zelf tot in de puntjes regelde. Verder verstond hij de kunst, regelmatig de landelijke pers te halen, door laten we zeggen, enigszins afwijkend gedrag. Zo zette hij de dorpsbakker eens aan het opruimen van een illegale vuilnisbelt in het buitengebied, omdat hij tussen de rommel pakpapier van die bakker had zien liggen. Daar zijn toen Kamervragen over gesteld: ‘Middeleeuwse hand- en spandiensten in Oirschot?’ Ernstiger was Stegers verzuim, onderscheidingen die aan Oud-Indiëstrijders waren toegekend, uit te reiken. Hij liet ze in zijn bureaula liggen totdat het dagblad Oost Brabant daar achter kwam en het een lintjesaffaire werd.

Geen wonder dat de herinnering aan  de hoogleraarszoon, die het redactielokaal van het gerenommeerde katholieke dagblad De Tijd binnenstapte om de redacteuren met de inhoud van de krant te complimenteren (‘Goh, dank u wel.’) omringd is met anekdotes. Zo schijnt Steger in het Essogebouw aan het Malieveld in Den Haag te zijn gaan pleiten voor het vervangen van het rood-wit-blauw van de benzinepomp in Oirschot door groen! Hij kreeg daar ten antwoord: ‘Meneer Steger, onze benzinestations over de hele wereld tot in Tanzania zijn rood-wit-blauw en dat zal zo blijven. Dus ook in Oirschot.’

(Gesproken column voor omroep Best, 13.07.11, 18:10 uur.)

1 opmerking:

  1. Collega Jasper van der Schoot, trouwens degene die de lintjesaffaire ontketende, meldt:

    Eind jaren vijftig moest Steger voor de Bossche rechterbank getuigen. Een maatschappelijk werkster had een procedure aangespannen tegen de gemeente naar aanleiding van haar ontslag.

    En u meneer, vroeg de rechter, wie bent u?

    Ik ben de burgmeester van Eurschot, sprak de getuige geaffecteerd.

    De bejaarde rechter zette zijn brilletje recht en repliceerde in onvervalst Brabants:

    Ik vraag niet wat ge doet, ik vraag wie ge bent!

    BeantwoordenVerwijderen