‘n Ogenblikske, want ik ben patatten aan ‘t bakken, zegt de oude man als we rond het middaguur de bel aan de achterdeur van zijn woning hebben geluid. De 80-jarige weduwnaar zet op z’n eentje de camping voort, die hij in 1965 aan een zandweg in Vorselaar (bij Herentals) was begonnen. Een campingbaas met thuiszorg.
Ja, hij had nog wel ‘n plaats voor ‘n getrokken caravan,
<- Hygiëne op de camping.
had hij voor de telefoon gezegd. Maar die plek zint Levensmaatje niet: hoog opgeschoten onkruid en één keer de ziekte van Lyme door tekenbeten is meer dan zat. ‘Heb ik vorig jaar ook twee op m’n buik gehad bevestigt hij begripvol.‘
Hij heeft nog wel een stukje verdroogd gras, dat hij normaliter apart houdt voor trekkers met tenten. Inschrijven komt later wel, want hij moet nu eerst naar het communiefeest van een van zijn vijftien kleinkinderen.
De volgende morgen wordt het onderhandelen. Hij wil 24 euro per nacht vragen, ‘want dat doen ze hier in de omgeving allemaal’. Ik zeg dat ik in de buurt van Diest 13 heb betaald, wat volgens hem niet kan. We worden het eens over 20 euro. Ik betaal vier nachten vooruit. Zomin als in Diest kom er een kwijting aan te pas. Wel een inschrijvingsformuliertje, maar volgens mij kent dat een slechts zeer tijdelijk bestaan.
Ik lees open en bloot in De Morgen (goeie krant zeg, kunnen ze in Nederland een puntje aan zuigen) dat het gros van de Belgische HoReCa over de kop dreigt te gaan, als de mogelijkheid tot zwart werken wordt beteugeld. ‘Waarvan denkt ge dat ze anders die dikke auto’s kunnen betalen,’ bevestigt een buurman met seizoensplaats uit Mortsel. Allemaal witte was. En dan gaat het over de partikulieren. Die krijgen, in tegenstelling tot de ondernemers, nooit vragen van de Belastingdienst.
De campingbaas wil toch een soort legitimatie voor het feit dat hij op zijn leeftijd het verzorgingstehuis mijdt en onverdroten het bedrijf voortzet. ‘Ze zoeken het straks allemaal maar uit.’
Ik draai er niet om heen. Het is wel erg vol met soms lang niet gebruikte en daardoor wat schoeperig ogende stacaravans. En de meeste vrije terreintjes liggen braak, waardoor ze onbruikbaar zijn. Was-ie mee bezig geweest, maar door de droogte had het allemaal niks uitgehaald. Maar is het hier niet heerlijk rustig? Dat moet gezegd. Het gebiedje tussen Vorselaar en Herentals ligt tegen een waterwinning aan en is formeel afgesloten voor niet-plaatselijk verkeer. (Niet iets om je als eigenaar van een dikke auto veel van aan te trekken.) Maar het oude, Kempische kamertjeslandschap is hier bewaard, met veel bos en een rijke vogelpopulatie. Ze hebben zelfs nog een bovengronds laagspanningsnet, een techniek die in Nederland al in het midden van de vorige eeuw is afgeschaft.
Het sanitair is best in orde en het ‘recreatiepark’ blijkt te beschikken over een feestzaal voor 250 personen met een dansorgel van de fa. Decap te Herentals. ‘Zet ik op zondagmiddag wel eens aan, als het terras open is.’
Op vrijdagavond hoor ik het orgel spelen als ik de zaal passeer. Ik kijk door de ruit van de terrasdeur. Alleen het orgel, met twee ‘automatische accordeons’ is verlicht. De stoelen staan omgekeerd op de tafels. Er is verder geen mens. Hij zwaait in het halfduister uitnodigend dat ik om moet lopen.
‘Hier zit ik zo ook dikwijls in de winter,’ zegt hij. Orgelconcert voor een weduwnaar. Alleen met zijn herinneringen. Vlaanderen Vakantieland, toch iets aparts.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten